denkbeelden te doen verkrijgens ir? ben wij reeds in de vorige les aangewezen. Worden de kinderen uit een boek ‘onderwezen , welk uit vragen en antwoorden beftaat ,- en wilt gij alleen weten, of zij het antwoord , dat in het boek ftaat, van buiten kunnen opzeg- gen, dan kunt gij de vraag letterlijk doen, zoo als die in hetzelve gevonden wordt, en het daar= bij laten berusten; maar wilt gi onderzoeken, of zij het antwoord wel werltaan, (waarop het toch het meest aankomt,) dan moet men het zelden of nooit hierbij laten , hoe vaardig ook het antwoord op de voorgeftelde vraag wezen moge: want een kind kan vraag en antwoord letterlijk in zijn geheugen hebben , zonder dat het van beiden iets begrijpe. Om nu te ontdek- ken, of en hoe de kinderen het antwoord vere ftaan, moet gij hen daartoe trachten te brengen, dat zij hunne gedachten over de zaak, welke in het antwoord vervat is, niet meer met de woor= den van het boek in het verband, 200 als zij daar flaan, maar met hunne eigen, zelf gekozen woorden en uitdrukkingen, te kernen geven. Hier- toe, en om over het algemeen de denkbeelden der u toevertrouwde jeugd te leeren kennen s kunnen de volgende middelen, waaruit gij voor ieder geval het beste kiest, met veel vrucht ge- bezigd worden. 1. Bedient u van gelijkfoortige vragen, dat ist draagt de vraag, die in het hoek ftaat, met ge- lijkbeteekenende woorden en uitdrukkingen voor; en hierbij moet gij van zoodanigen gebruik ma- ken, waarvan de kinderen gemakkelijk kunnen inzien, dat zij op hetzelfde nederkomen, en dus de vraag, wat de zaak betreft, dezelfde blijft. Bij voorbeeld: de vraag; „‚ moeten wij GODS 86- ns ‚, DGs