hij getroostte zich 'n opoffering voor zn twee kinderen. Hij getroostte zich moeite, deed iets dat zoo op *t eerste oog wel slecht leek — voor hun. Lena hoefde ’t niet te weten, ze zou’ttoch niet begrijpen. Hij zou de last dragen, òngedeeld. Hij zou ’n doortastend goed vader worden voor zn kleine Kareltje en voor Manuel, »zijn jongee. ’t Kwaad, 't over- geërfde temperament, had-ie nu eenmaal; ’t hielp 'm niks of-ie er al om treurde; hij moest trachten zich er van te ontdoen, zoo goed en zoo kwaad als t ging. De weg lag open. En wàt ’n weg. Toegeven aan ’n hevige begeerte, die ’'m wanhopig had gekweld toencie trachtte ze te onderdrukken, die 'm over ’t hoofd was ge- groeid bijna. Maar nu zou-ie ze overmeesteren …. in weenend genot ; en opnieuw treden in ’t leven als n fier-kalm heerscher.… Wel flink, zoo ’s onbevooroordeeld over ernstige dingen na te denken! eigenlijk niks ìn; integendeel . Lena aan David. Waarde man, Dezen dient om ute melden dat we hier in goede gezondheid zijn garriveerd, en hopen dat 't bij u niet minder is. U moet maar probeeren te schikken Dawid. De reis heeft ons veel goed gedaan Kareltje heeft de heele weg geslapen en Manuel zijn mond het niet stilgestaan. Wij logeeren hier witstekend bij Sam, en hebben een groote kamer voor mijn en de kinderen. Sam is blij met zijn proefschrift. Het is een heel boek. U moet mijn eens schrijven of u begrijpt waarom of Sam zoo friendelijk voor ons is. Hij weet miet wat hij moet doen om ons aangenaam te zijn en koopt telkens cadautjes voor de kinderen. Begrijpt u dat lieve man u moet u maar goed houden wij komen spoedig terug en dan wil ik u eens spreken over een plannetje dat ik heb opgefad. U was aan den trein zoo treurig. Misschien komt er noch eenen verrassing foor u, schrijf maar spoedig zoo noem ik mij u liefhebbende vrouw Lena. In ’t benauwend heete zomerweer was de kermis gebouwd op de vele pleintjes in de duistere volksbuurten. De danszalen werden verlaten: jongens en meiden trokken traag waggelend naar de foor«. Daar wandelden ze stil-blij door den witten licht-vloed, voelden hun passie onverzettelijk zwellen, en stegen in de hel- schitterende, zeurig-lawaaïiende karoessels, de »toeë-meulens«, lieten zich, door gretig ingeademde muziek langzaam bedwelmd, vlieg- vlug draaien rond, gezeten in vaste, door niemand geziene omarm- wing, op golf-zacht stijgend’ en-dalende gondels. EERE EREN En En EEE EE