HOE ENGEL ZIJN BIENTJE KREEG. 187 aankondigen, dat ik de man van ons nieuw varken ben, dat gij er voor niets tusschen zijt en den aankoop, de opkweeking en het overige aan mijn beleid hebt toevertrouwd. Op die wijze zijt gij voor niets verantwoordelijk. De eer der overwinning zal ja grootendeels aan mij te beurt vallen; maar de oneer der nederlaag — indien er werkelijk, wat ik betwist, oneer in de nederlaag bestaat, wanneer men dapper heeft gestreden, — die oneer zal mij alleen treffen.… Zijn wij het eens, vader? Toe, moeder, doe een goed woord voor mij! Ik ben zeker, dat vader zich niet langer tegen mijn heeten wensch zal verzet- ten, indien gij u aan mijne zijde schaart; indien gij u bij mij voegt, om hem onder het oog te brengen, dat adel adelsrecht verplicht ®; en dat het van onzentwege eene lafheid zoude zijn den kamp te ontwij- kef, nu onze tegenstrevers, door eenige losse gezegden van vader in de Gulden Poort ® aangemoedigd, het gerucht verspreiden, dat wij van het vetten afzien, omdat wij ons met hen niet meer durven meten. » « Ik kon onmogelijk aan de drangredenen van den jongen weerstand bieden. Van den eenen kant, schaamde ik mij half mijne tegenkanting; van den anderen, werd het mij week om het hart. Wat hij van stilstaan en achteruitgaan, van adel en adels- recht zegde, verblufte mij; zijn beroep op en zijn vertrouwen in mijne medewerking, om hem de vervul- (x) Noblesse oblige. (2) Eene voorname estaminet op de Veemarkt, veel door slachters bezocht.