De meester stortte veel meer dan de gezellen. Per kwartaal gaf hij dertig stuivers voor elke pers, die gedurende dien tijd gewerkt had. In 1653 was dit een totaal bedrag van 12 gulden (voor acht persen); in 1655 van 13 gulden en ro stuivers, en in 1668 van 16 gulden en 16 stuivers per trimester. De steun van den meester bedroeg nog meer. Er waren aller- lei gelegenheden, waarbij hij blijk gaf van zijn mildheid door uitzonderlijke stortingen te doen. Dit begon reeds in 1653. Men had besloten gedurende dat jaar geen uitgaven te doen ten einde een kapitaaltje te vereenigen vooraleer van wal te steken. Zoo werden dan voor dat jaar de in de ordonnantiën voorziene onkosten van de solemneele mis, die in de St-Andrieskerk gecelebreerd werd ter eere van St-Lucas, patroon der drukkers, door Sr. Moretus betaald en aan de Bus vereerd. Die uitgaven bedroegen de vergoeding van den celebrant, van den zangmeester en de muzikanten, van het drinkgeld der klok- luiders, van « vier half ponden keersen» en van twee zielmissen den dag na St-Lucas : een totaal van meer dan 14 gulden. In het Journaal (1), waarin al de inkomsten en uitgaven der Bus nauwgezet aangeteekend staan, lezen wij b, v. nog voor tr Maart 1662 : «ontfanghen van den Meester Sr. Balthasar Moretus de somme van vier en twintigh guldens, die hij aen de Busse vereert heeft, als hij naer eene langhdurighe sieckte syne gesontheyt wederom bekomen hadde». In 1655 krijgt de Ziekenbus een legaat van 25 gulden ter nagedachtenis van de pas overleden Weduwe van Jan Moretus. In 1663 schenkt Sr. Balthasar Moretus 7 gulden 4 st. ter gelegen- heid van zijn gelukkige terugkomst uit Parijs. In 1665 vereert de Meester 25 gulden aan de Bus « tot dancksegginge van het gelu- ckigh volbrenghen van de reyse van synen sone, van Italien» (2). In 1668 geeft hij 30 gulden «als synen tweeden sone Joannes Jacobus, ontfangen zijnde in de Societeyt Jesu, naer Mechelen vertrock, om aldaer by der selver Patres syn noviciaet te begin- nen. » In 1672 schenkt hij weer 30 gulden « voor eene vereeringhe dat syne outste dochter Susanna Clara gheestelycke dochter ge- (z) Arch. Mus. Plantin, Reg. 772. (2) Zie mijn werk : Uit het Plantijnsche Huis, p. 123. (Antwerpen, V. Resseler, 1923).