| Full text |
— 20
TENIERS. — Ja, baes; dat bierken mag er zyn.
BAES VAN Oost. — Bierken , bierken! zeg bier, meester.
Ik ben geheel Vlaenderen door bekend voor mynen bruine.
Dat zit in de familie, mynheer, van zulk puik bier te ver-
koopen : want van geslacht tot geslachte zyn de Van
Oostens om hunnen bruine beroemd: keizer Karel heeft er
'nen keer dronken van geweest : ik heb het ten minste
altyd var myn grootvader hooren zeggen.
TENMERS. --Men weet, blykens het bekende uithangbord,
Karel houdt de lanteern, dat keizer Karel ne liefhebber
was van den bruine; maer hy was ook liefhebber van vele
andere dingen : ’t is goed dat uwe Martha destijds nog niet
en leefde, want hy had zeker ook tegen haer geen bitter
gezicht gezet.
BaES VAN Oost. — ’t Kan zyn, meester.
MARTHA. — Neen, neen, geen keizers aen mynen kant :
ik ben met minder tevreden.
Zeventiende tooneel.
De VorIGEN, DE HEER VAN GRIMBERGEN.
DE HEER VAN GRIMBERGEN. — Schoon, overschoon ! heer-
Iyk, overheerlyk! myne vrouw heeft gelyk : ik heb ook
kunstzin : ik aenbid de natuer : ik zal ook landschappen
schilderen; ja, ik zal nog eindigen met een groot schilder
te worden. Dit ware voor myne ga!lery eene vergoeding, die
misschien Teniers stukken zal moeten missen. (Hy bemerkt
Teniers) Wat zie ik! een schilder! (hy nadert) waerlyk,
indien Teniers niet dood ware, ik zoû zeggen, dat die man
Teniers in eigenen persoon is.
Teniers, die voortschildert. — U Wel Edele heeft hem
waerschynlyk gekend: want, naer ik hoore, is Uw Edele ook
van de kunstgilde; zeker, meester Teniers was een knap
kunstenaer. Maer, zoo als ’t veelal gaet met dergelyke
mannen, eerst na zyne dood wordt hy onsterfelyk : dat kan
hem nu weinig scheelen, maer zyne erfgenamen zullen er
goed by varen ; want men zegt, dat zyne kunstnalatenschap
? |
