Een verminderd lidmaatschap per stijgende leeftijdsgroep kan op ver- schillende wijze geinterpreteerd worden. Allereerst kan dit verminderd lid- maatschap een gevolg zijn van een infrastructuur die niet of minder geschikt is voor oudere mensen. De OB kan te ver afgelegen zijn, eventueel met teveel trappen, het lange wachten kan een rol spelen, slechte openingsuren enz. Een tweede interpretatie houdt in dat het lidmaatschap vermindert om- dat men naarmate men ouder wordt meer de boeken die men leest zelf koopt of deze aanschaft in een gespecialiseerde bibliotheek. Als derde verklaring kan vooropgesteld worden dat het verminderd OB-lidmaatschap gewoon weg een gevolg is van een verminderd of niet meer. lezen. In het onderzoek te Groot-Aalst kon vastgesteld worden dat het ver- band leeftijd-OB-bezoek verdwijnt bij controle op de factor leesfrequentie. Dit betekent dat het verband een gevolg is van of veroorzaakt wordt door een verschil in leesfrequentie. Met andere woorden de derde interpretatie is voor de onderzoeksgroep te Groot-Aalst de juiste. Men gaat minder naar de OB als men ouder wordt omdat men minder of niet meer leest. De factor leeftijd is dus slechts secundair van belang bij een schets van de OB- bezoeker. Belangrijker is het te weten of iemand veel, weinig of niet meer leest. 2. Geslacht 3296 van de mannen uit de onderzoeksgroep bezoekt de OB, tegenover 2596 van de vrouwen. Een verschil van 796 wettigt weliswaar geen al te voortvarende interpretatie maar betekenisvol is alleszins dat mannen niet minder de OB bezoeken dan vrouwen. Buitenlands onderzoek, met name in Nederland, Duitsland en Frankrijk toont aan dat in die landen vrouwen duidelijk meer de OB bezoeken dan mannen.4 Wanneer bepaalde combinaties van kenmerken onderzocht worden dan komt volgend beeld te voorschijn : bij de jongere personen (21-35 jarigen), bij de personen uit de nieuwe fusiegemeenten (nl. Baardegem, Herdersem, Gijsegem, Erembodegem, Hofstade, Meldert, Moorsel, Nieuwerkerken), en in de groep der sterke lezers zijn het duidelijk de mannen die meer lid zijn van de OB dan de vrouwen. Daarentegen is het zo dat in grotere gezinnen (3 kinderen of meer), bij zwakke leesfrequentie, bij kader- en leidinggevend personeel, bij afgestudeerden uit het beroeps- en technisch onderwijs, alsook afgestudeerden uit het niet-universitair hoger onderwijs, het eerder vrouwen zijn die het meest de OB gebruiken. Belangrijk tenslotte is eveneens het feit dat vrouwen eerder om recrea- tieve motieven (ontspanning, bezig zijn) en mannen eerder om instrumente- le motieven (werk-studie-nuttigheid) een OB lidkaart hebben en gebruiken. 4. Zie onderzoek van of te Lyon, 1966 ; Klotzbucher, 1974 ; Bruyns, 1974 ; Nederlands centrum voor Marketing Onderzoek, 1968, 1974, 1975. Bibliotheekgids—Jg. 54 Nr. 1 tS- 1978 / 7