van de zoektocht naar het licht, doch alleen slechts het bewustzijn dat dit alles het kleed en het tooisel is dat hij wegwerpen zal, want hij die het Kruis dragen wil tot op de berekruin, opdat aldaar het Kruis hem drage, zal naakt zijn als een eenvoudig kind dat niets van zonden weet. _— Q vrees te volgen het voorbeeld van de rijke jongeling, die de weg wist zijn grootste rijkdom, en zò arm was dat hij aan zijn andere rijkdom vast- hield. Vrees dit, want het is de armste man, het allerdroefste beeld. — Wie denkt dat hij in zekerheid het huis verlaten mag, dat zijn eerste dromen droeg; dat hij het licht zal vinden onbetwijfelbaar, hij is de gebroken man. Hij die de oude, rijke haard verlaat zal dit doen, niet ter wille van de zege, doch om zijn eerste plicht : het zoeken. Wie gaat om zege, gaat uit op roof en door bedrog. De helderheid des hemels en Gods goedheid zijn alleen hem weggeleid, die schrijdt van huis niet om vergiffenis, doch hem die enkel wil ter bron, de lafenis drinken van het berouw. Wiens stem een vaandel zijn zal, hij moet gaan wanneer er rijpe kersen zijn, wier roodheid naar de paarse smaak van zoe- nen smacht, en zich hem bieden appels van blonde borsten, die als blazoenen van galjoe- nen zijn, waar de wind in speelt en als een beeld van weelderigheid der dieren die spelen in de woestijn. Dan zak hij gaan, zelfs niet met de hoop dat hij zal vinden wat hij zoekend is; zo is het gebod van de grote Liefde, die boven dood en waanzin is. “Neem tans uw staf en ga in de woestijn en poog de Wes te vinden.” -De woestijn dat is de onmetelikheid van het zoeken. Er is geen pad, geen spoor; de stem zegt enkel: “Hier begint uw leven, zoek het pad. ” Doch na een korte tijd overmant hem de vermoeienis en klaagt de kluizenaar, als Petrus deed toen hij nog de zoon van Simon was; — de kleine kluizenaar, terwijl het zand het hout van zijn woning raspt : — “Ik heb dagen lang beproefd te zoeken, ee De Edas