Verordnung,
betreffend
Verordening
betreffend
Arrete
concernant
Bestandserhebung von Verbrennungsmotoren.
de stapelopneming van verbrandingsmotoren.
le relevé des moteurs à explosion.
§1.
§ 1.
Gegenstand der Verordnung.
Von der Verordnung werden betroffen :
a) Sämtliche Verbrennungsmotore für Kraftwagen, Motorräder, Motor-
boote, Flugzeuge, Motorpflüge und Motorlokomobilen, soweit sie nicht
zufolge Verordnung vom 26. Mai 1915 über den Verkehr mit privaten
Kraftfahrzeugen gemeldet sind und der Meldepflichtige im Besitze einer
Quittung über die erfolgte Meldung ist;
b) sämtliche stationäre Verbrennungsmotore;
c) sämtliche wesentliche Teile und Zubehörteile zu a) und 6), sofern
sie auf den amtlichen Meldeformularen genannt sind.
Voorwerp der Verordening.
Vallen onder toepassing dezer Verordening :
a) Alle verbrandingsmotoren voor motorwagens, motorrijwielen,
motorbooten, vliegtuigen, motorploegen en motorlokomobielen, zooverre
zij niet ten gevolge der Verordening van 26 Mei 1915, op het
verkeer met private motorvoertuigen, aangegeven zijn en, hij die ver-
plicht is bedoelde voorwerpen aan te geven, niet in ’t bezit is van een
kwijtschrift over de gedane aangifte;
5) Alle onbeweegbare verbrandingsmotoren ;
c) Alle wezenlijke deelen en onderdeelen bij a) en b), zooverre zij op
de ambtelijke formulieren van aangifte vermeld staan.
§ 2.
Bestandserhebung.
Sämtliche im § 1 genannten Gegenstände im Bereiche des General-
Gouvernements, soweit sie nicht im Besitze von deutschen Militär-
behörden sind, sind anzumelden. Meldepflichtig sind der Eigentümer
oder diejenigen Personen, die die Gegenstände im Gewahrsam haben.
Für die Anmeldung ist der am 10. November 1916 vorhandene Bestand
massgebend. Die Anmeldung erfolgt auf amtlichen Vordrucken der
Leitung des Kraftfahrwesens beim General-Gouvernement, die bei den
Kraftfahrstellen erhältlich sind. Die Anmeldung muss bis zum
25. November 1916 an die zuständige Kraftfahrstelle eingereicht sein.
Vom 10. November 1916 ab ist für den Besitzwechsel der angeführten
Gegenstände die Anzeige an die Leitung des Kraftfahrwesens erforder-
lich; für den Transport gelten die Bestimmungen der Transport-
verordnung vom 5. September 1916, Gesetz- und Verordnungsblatt
Nr. 258, Anlage 1 d.
§ 3.
Verwendungserlaubnis.
Alle der Meldepflicht unterliegenden Verbrennungsmotore dürfen,
soweit sie am 10. November 1916 im Gebrauch sind, weiter benutzt
werden. Dagegen ist zu jeder Umänderung der angemeldeten Motore,
Bearbeitung von Zubehörteilen und Fertigstellung von halbfertigen
Motoren oder Motorteilen die Genehmigung der Leitung des Kraftfahr-
wesens erforderlich. Notwendige Instandsetzungen an in Betrieb befind-
lichen Motoren pp. fallen nicht hierunter.
§ 2.
Al de onder § 1 vermelde voorwerpen, die binnen het gebied van het
Generalgouvernement voorhanden zijn, zooverre zij zich niet in ’t bezit
van Duitsche krijgsoverheden bevinden, moeten aangegeven worden.
De eigenaar of alle personen, die bedoelde voorwerpen in bewaring
hebben, zijn gehouden aangifte te doen. Voor de aangifte dient de op
10 November 1916 voorhanden stapel tot maatstaf. Men zal zich daarbij
bedienen van de ambtelijke formulieren van de « Leitung des Kraftfahr-
wesens » (Bestuur van den Motorwagendienst) bij het Generalgouverne-
ment. De « Kraftfahrstellen » (Motorwagenkantoren) stellen deze formu-
lieren verkrijgbaar. De aangifte moet ten laatste op 25 November bij de
bevoegde « Kraftfahrstelle » ingediend zijn. Van 10 November 1916 af
moet elke verandering van bezit van bedoelde voorwerpen bij de
« Leitung des Kraftfahrwesens » aangegeven worden; voor het vervoer
dezer voorwerpen gelden de bepalingen der Verordening van 5 Septem-
ber 1916, over het vervoer van goederen binnen het gebied van het
Generalgouvernement (Wet- en Verordeningsblad, nr 258, bijlage 1 d.).
§ 3.
Gebruikstoelating.
Al de aan de meldingsverplichting onderworpen verbrandingsmotoren
mogen, zooverre zij op 10 November 1916 in gebruik zijn, verder benut-
tigd worden. Daarentegen is voor elke vervorming der aangegeven
motoren, voor elke bewerking van onderdeelen en, voor elke voltooiing
van halfafgewerkte motoren of deelen van motoren, de toelating van de
« Leitung des Kraftfahrwesens » vereischt. Dit geldt echter niet voor
noodwendige herstellingen aan in gebruik zijnde motoren, enz.
§ 4.
Wer die vorgeschriebene Meldung unterlässt oder sie unvollständig
oder unrichtig abstattet oder einen Besitzwechsel und Transport ohne
die vorgeschriebene Anzeige vornimmt, wird mit Gefängnis bis zu sechs
Monaten oder Geldstrafe bis zu 20000 M bestraft. Beide Strafen
können auch nebeneinander erkannt werden.
Werden meldepflichtige Vorräte vorsätzlich verschwiegen, so können
sie zu Gunsten der deutschen Heeresverwaltung eingezogen werden.
§ 5.
Zuständig zur Strafverfolgung sind die deutschen Militärgerichte und
Militärbefehlshaber.
§ 4.
Wie de voorgeschreven aangifte niet, onvolledig of onjuist doet, of
wie bedoelde voorwerpen van bezit doen veranderen of dezelve ver-
voerd heeft zonder daarvan de voorgeschreven aangifte te hebben
gedaan, wordt met ten hoogste 6 maand gevangenis of met ten hoogste
20.000 mark boete gestraft. Beide straffen kunnen ook tegelijk uit-
gesproken worden.
Aan te geven voorraden, die opzettelijk niet aangegeven zijn, kunnen
ten bate van het Duitsch legerbestuur (Deutsche Heeresverwaltung),
verbeurdverklaard worden.
§ 5.
Bevoegd tot strafvordering zijn de Duitsche krijgsrechtbanken en
krijgsbevelhebbers.
§ 1er.
Objet de l'arrête,
Le présent arrêté s'applique :
a) à tous les moteurs à explosion des automobiles, motocyclettes, auto¬
canots, avions, charrues à moteur et locomobiles à moteur, pour autant
qu'ils n'aient pas été déclarés par suite de l’arrêté du 26 mai 1915
concernant la circulation des automobiles privés et que le déclarant ne
possède pas de quittance constatant que la déclaration a été effectuée;
b) tous les moteurs fixes à explosion;
c) toutes les pièces essentielles et tous les accessoires essentiels des
moteurs désignés aux lit. a et b, pour autant que ces pièces et accessoires
soient mentionnés sur les bulletins officiels de déclaration.
§ 2.
Relevé.
Doivent être déclarés, tous les objets visés par le § 1er et se trouvant
dans le territoire du Gouvernement général, pour autant qu’ils ne soient
pas en possession d’une autorité militaire allemande. Est tenu de faire
la déclaration, le propriétaire ou toute personne qui détient lesdits objets.
La déclaration portera sur les quantités existant le 10 novembre 1916.
Elle se fera à l’aide des formules officielles de la «Leitung des Kraft-
fahrwesens» (Direction des automobiles) près le Gouvernement général;
ces formules sont délivrées sur demande par les « Kraftfahrstellen »
(Bureaux d’inscription des automobiles). La déclaration doit être remise
le 25 novembre au plus tard à la «Kraftfahrstelle» compétente. A partir
du 10 novembre 1916, tout changement de possesseur des objets visés
par le présent arrêté devra être déclaré à la «Leitung des Kraftfahr-
wesens»; le transport desdits objets est soumis aux dispositions de l’arrêté
du 5 septembre 1916 concernant le transport des marchandises dans le
territoire du Gouvernement général (Bulletin officiel des lois et arrêtés,
n° 258, Annexe 1 d).
§ 3.
Autorisation d'employer les objets visés par le présent arrêté.
Il est permis de continuer à employer tous les moteurs à explosion
soumis à la déclaration, pour autant qu’ils se trouvent en service le
10 novembre 1916. Toute transformation des moteurs déclarés, tout
travail portant sur les accessoires et tout achèvement de moteurs ou
pièces de moteurs qui ont subi un commencement de fabrication, doivent
être autorisés par la « Leitung des Kraftfahrwesens ». Cette autorisation
n’est pas requise pour les travaux nécessaires au maintien en bon état de
fonctionnement des moteurs, etc., qui se trouvent en service.
§ 1.
Quiconque aura omis d’effectuer la déclaration prescrite ou l’aura
faite d'une manière incomplète ou inexacte, quiconque aura opéré soit
un changement de possession, soit un transport sans avoir fait la déclara¬
tion spéciale requise dans ce cas, sera puni d’une peine d’emprisonnement
de 6 mois au plus ou d’une amende pouvant atteindre 20 000 marcs. Les
deux peines pourront aussi être appliquées simultanément,
Les objets visés par le présent arrêté et qui, intentionnellement,
n’auront pas été déclarés pourront être confisqués au profit de l’Admi-
nistration militaire allemande (Deutsche Heeresverwaltung).
§ 5.
Les tribunaux et commandants militaires allemands sont compétents
pour juger les infractions au présent arrêté.
Brüssel, den 20. Oktober 1916.
(Staatsdr. — Nr. 629.)
Brussel, den 20n Oktober 1916.
Bruxelles, le 20 octobre 1916.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr vor BISSING,
G. G. VIb. 19951/7.
Generaloberst.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr vor BISSING,
Generaloberst.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.