íe Over den post cens Schoolleeraars. tof zoodanige menfchen gevormd worden, als zij, wolgens hunne algemeene beflemming en naar hun ren bijzonderen fland , behooren te zijn. Volgens hunne algemeene beftemming moeten alle kinde= fen’echte vereerders van cop zijn naar de leer van het Evangelie, of, ’t geen op. hetzelfde neerkomt , zij moeten regtfchapene Christenen worden; terwijl zij, naar hunnen bijzonderen ftand, bij voorbeeld, dien van landbewoners ; tot kundige akkerlieden , “bekwame handwerkers enzv. , maar vooral tot brave huisvaders moee ten worden opgeleid. Ailes , wat nu hiers toe noodig is, alles, wat uwe vlijt, ter be= reïking van dit oogmerk, .kan bijdragen, bee hoort tot uwen post, is voor. u pligt, Vraagt dus nooit u zelven, wanneer gij den post van -Schoolleeraar zult aanvaarden: heeft sijn voorganger ook dit of dat in deze zijne betrek king gedaan? Doet dit nimmer met oogmerk, om niets meer te doen, dan hij verrigt heeft: want mogelijk is hij, ten aanzien van de vere vulling zijner pligten in vele opzigten te kort gefchoten. Zijn doen en laten kan, en moet, dus nooit ten regel voor uw gedrag verftrek- ken; maar gj moet u fteeds het ware doel van uwen post voor den geest brengen, en in twije fclachtige gevallen , wat er‚ al of niet toe be- hoore, u zelven vragen: 1. Js het noodig of nuttig, dat ik mijne heere lingen tot al datgene opleide , waartoe zij beftemd zijn? Ens e. Kan iemand „ die de vereischte vatbaarheid, kunde en vaardigheid bezit, mits daartoë de bekoorlijke vlijt aanwendende, di vere rigtene Moet £D