nissen met de jaartallen in ons hoofd pompen; maar we moeten ons heelemaal overgeven, met onze aandacht, met onzen wil, we moeten als het ware een oogenblik geestelijk freewheelen, en dan doet de auteur Kl ons het wonder beleven, dat zijn ontroering, zijn visioen van een if andere wereld zich ook aan ons meedeelt. — Maar die wonderlijke ver- rijking, zal nooit een man ten deel vallen, die het druk heeft in zaken, en toch graag op de hoogte van zijn tijd wil blijven, en die daarom Ee 's avonds, moe en slaperig, nog even de nieuw-uitgekomen boeken ot doorbladert. Als hij zoo'n beetje begrijpt, waar de geschiedenis over | gaat, is hij al voldaan, want dan kan hij er ook over mee praten. Maar | | u begrijpt, dat dààr zijn ziel geen atoompsje rijker van wordt : zijn hoofd il raakt vol met flarden van verhalen over menschen, die elkaar liefheb- | ben, of die met elkaar kibbelen, of die ongelukkig zijn, maar aan het | eigenlijke, het eenige komt hij niet toe. We zouden tegen zoo'n zaken- man willen zeggen : Als u voor een rekening nog wel de moeite neemt om alle posten na te kijken, wees dan voor een auteur en vooral voor u zelf toch niet zoo wreed om van de 100 woorden die hij gebruikt, er telkens maar 10 te lezen. Als een schrijver /00 woorden gebruikt, is Eik het, omdat hij het met 99 niet doen kon, en dan moeten wij ze alle /00 tot ons laten komen met hun volle klank en in hun volle beteekenis- Aj waarde. Want hoe denkt u, dat een auteur zelf tegenover zijn werk 5 d staat > Meent u, dat het hem er alleen maar om te doen is, om Pietje ne dood en begraven te krijgen, of met Mietje een gelukkig huwelijk te 1 laten sluiten > Of zou hij ieder woord of iedere zin in zijn hart koesteren, voordat hij ze voorzichtig neerschrijft ? Ik herinner me een anecdote over den vroeg-gestorven, Rotterdamschen schrijver, Henri Hartog, die in den tijd van onze meest geciseleerde woordkunst, zijn taal-gevoelige ‚schetsen schreef. Hij kwam elke week Zaterdagavonds bij dezelfde Bi familie op theebezoek, en dan placht zijn vriendelijke gastvrouw te vragen : « Wel, hoe is het van de week met het werk gegaan ?» De legende wil, dat Hartog dan ernstig antwoordde : « Dank u mevrouw, | _ gelukkig heel goed; ik heb deze week een heele zin geschreven ». — Ik Ë zou niet graag willen, dat u dacht, dat ik deze manier van werken nor- dl maal of aanbevelenswaardig vind; maar al schrijft een auteur tien pagi- B na’s per dag, toch heeft elk woord zijn volkomen aandacht; hij schrijft | met zijn heele wezen, met al zijn zenuwen gespannen; als het niet wat E Wb pathetisch klonk, zou ik zeggen : met zijn hartebloed. — En tegenover Ei werk, waarin een schrijver dan zoo het beste van zijn wezen heeft neer- | Í gelegd, past ons een andere houding, dan de nonchalante, die ik door Top Naeff eens zóó heb hooren illustreeren, dat als er een roman van 236