dikwijls de bibliothekaris raadpleegt als wij wel zouden wenschen. M. Percy Nunn, in zijn boekje, „Educa- tion, lts .Data and First Priciples" beschrijft de aankomende jongeling aldus : „Jack heeft nu, mogen we veronderstel- len, dat groote kritieke tijdperk in zijn leven bereikt, deze nieuwe geboorte van lichaam en geest... Men bedenke dat zijn ijver voor de studie bekoeld is, dat hij zijn oude gewoonten heeft afgelegd, dat hij een beetje gemelijk en onhandel- baar is geworden, dat hij, om kort te gaan : zijn richting schijnt te hebben verloren." Het kan worden gezegd dat onze Afd. voor Jongeren gewoonlijk boeken bevat welke geschikt zijn voor deze jonge lieden en dat ze voldoende kunnen worden geacht voor zijn behoeften. Maar we mogen niet vergeten dat van het oogenblik waarop onze jonge burger de school verlaat hij zich zeer bewust wordt van zijn naderende mannelijkheid (of vrouwelijkheid). Verwezen worden naar de Afdeeling voor Jongeren is een slag toebrengen aan zijn waardigheid en hij bevindt zich thans in zulk een bizondere gemoedstoestand dat hij liever zonder boeken vertrekken zou dan als een kind te worden behandeld. Het jongelings-temperament moet omzichtig worden behandeld en het moet den jongeling worden toegestaan vrij te kiezen waar hij wil. Hoe kunnen we dan handelen, zooals ik voel dat we zouden moeten, om deze groote schaar jonge menschen, die van de boekerij vervreemden, als lezers te behouden? Wellicht staat ge me toe even uit te wijden over mijn ondervinding bij het Leger, welke ondervinding in zekeren zin eenig was, en welke me diep deed voelen hoe weinig de openbare boeke- rijen door jonge mannen en vrouwen op prijs worden gesteld. Mijn plichten als sergeant-schoolmeester in dienst van een groot Onderwijs-Gesticht bij het leger en van wat ik noemen zal een Openbare-Leger-Boekerij, bepaalden zich hoofdzakelijk tot achtienjarige 146 rekruten. Mijn taak was het, in mijn dagelijksche lessen, het gebruik aan te bevelen van de Opvoedings-bibliotheek, bestaande uit ongeveer 2000 nieuwe boeken over allerhande onderwerpen, uitgezonderd fiction. Dat was een goede gelegenheid voor mij om deze jongelie- den uit te hooren en gade te slaan; sommigen kwamen versch van school, maar de meesten hadden de school sinds vier jaar verlaten. Heel weinigen hadden de leesgewoonte behouden, alhoewel de meesten zich nochtans herinnerden regelmatig de schoolbiblio- theek en de Openbare Kinderbibliotheek te hebben bezocht. Ik voelde dat hier een gelegenheid verloren gegaan was, zoowel van de zijde der jongelieden als van de zijde der openbare bibliotheek. Het kan nog enkeie jaren duren voora- leer de leeftijd waarop schoolgaan wettelijk verplicht is wordt verhoogd en ondertusschen wordt veel van het goede dat we. voor het lezende kind hebben verricht tot niets herleid omdat we verzuimen het aan te lokken gedu- rende de periode welke Mr. Birrell, toen hij Minister van Onderwijs was, „the epoch-making years" of keerjaren noemde. Er is een andere reden waarom deze zaak spoed vereischt. Er zijn reeds vele Centrale Scholen aan het werk, wier invloed merkbaar is op de vraag van jonge lezers naar ons fonds. Onge- veer twee jaar geleden werd te Leamington een Centrale School geo- pend en de vraag naar bibliotheekwer- ken van haar scholieren hebben mijn groeiende overtuiging bevestigd dat de tijd gekomen is waarop we de werk- wijze onzer boekerij ten opzichte van de jongeren in overeenkomst moeten brengen met de jongste ontwikkeling van ons nationaal onderwijs. Een paragraaf in M. Ballinger’s Voor- zitterstoespraak op de Cardiff Confe- rence heeft me bizonder getroffen. Hij wierp op dat elk onderwijsgesticht zijn eigen bibliotheek moest hebben en dat de taak der openbare bibliotheek beter zou beperkt blijven tot hen die niet langer tot eenig onderwijs-gesticht