HOE DE NACHTRAAF AREND WORDT. SJ Adelbert heeft bekend dat het geld, door den nota- ris aan mevrouw overhandigd, voortkwam van zijne be- sparingen; zij, zij heeft hem, harerzijds, verhaald dat zij in het gasthuis aan zijn ziekbed heeft gestaan en wel besloten had, niettegenstaande zijn verbod, terug te kee- ren, indien de ziekte eene noodlottige wending hadde genomen. Zij, zij heeft meermaals voor hem gebeden, het leven des vaders zooveel mogelijk voor den zoon verborgen gehouden en dezen in eer en deugd opgevoed ; hij, hij heeft aan haar gedacht, en ’t was hem altoos lief als hij, op de locomotief staande, het huis voorbijstoomde, waar vrouw en zoon ademden. Bij avond in den stillen maneschijn, bij morgen in den frisschen zonneglans heeft hij dat huis bespied; hij zag het, in het voorbijstoomen, in alle jaargetijden, omgeven met bloesems en bloemen, ompelst met het sneeuwdons ; hij kende de vensters van elke kamer en groette dik- wijls geheimzinnig het licht, dat in de kamer van Romald en van dezes moeder brandde. Nu is al die smart en kommer voorbij; doch eene donkere schaduw vertoont zich nog altijd in al dien zonneglans: ’t is de afgetrokkenheid van Nelia. Sedert de gebeurtenissen van den afgeloopen winter schijnt ze haar hart meer dan ooit te hebben gesloten en vervalt ze dikwijls in eene stilzwijgendheid, die hin- derlijk wordt voor anderen, vooral voor Bronveld en diens vrouw, die aan Nelia echter de hartelijkste vriend- schap bewijzen. „Ik wenschte u nooit gekend te hebben P Dit waren de laatste woorden van beteekenis, die zij Romald toe- richtte en niemand is er in gelukt haar den waren zin dier woorden te doen verklaren; men gìst wel is waar met zeer veel grond, doch Nelia zelf bekrachtigt door geen woord deze gissing.