| Full text |
23
76 75 74 73 7
35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47
rtenten
Vcreraneng
betreffend
die landwirtschaftliche Nutzflächenerhebung
im Jahre 1917.
1.
In der Zeit vom 20. April bis 5. Mai 1917 findet eine Erhebung der
sämtlichen landwirtschaftlichen Nutzflächen, also von Winterweizen,
Sommerweizen, Roggen, Mengekorn, Spelz, Somme gerste, Wintergerste,
Hafer, Buchweizen, Bohnen, Erbsen, Flachs, Raps, Tabak, Hopfen,
Zichorie, Zucker- und Futterrüben, Möhren, Kohlrüben, Kartoffeln,
Klee, Luzerne, Gras, Futtergemenge, Heuwiesen, Weiden, Obstgärten
und sonstigem statt.
§ 2.
Die Ausführung der Erhebung erfolgt gemeindeweise und liegt den
Gemeisdebehörden ob. Die Betriebsinhaber oder ihre Stellvertreter sind
verpflichtet, der Gemeindebehörde und bei der Nachprüfung den deut-
schen Beamten und ihren Beauftragten die erforderlichen Angaben zu
machen.
Die Gemeindebehörden oder die von ihr beauftragten Personen sind
befugt, zur Ermittelung richtiger Angaben über die Ernteflächen die
Grundstücke der zur Angabe Verpflichteten zu betreten und Messungen
vorzunehmen, auch hinsichtlich der Grösse landwirtschaftlicher Grund-
stücke Auskunft von den Katasterbehörden einzuholen.
§ 3.
Die Erhebung erfolgt durch Einzellisten (Bogen I), die von den Land-
wirten auszufüllen, und durch Sammellisten (Bogen II), die durch die
Ortsbehörden auszufüllen sind.
§ 4.
Die Erhebung umfasst lediglich die landwirtschaftlichen Betriebe mit
einer Gesamtnutzfläche (Acker, Wiese, Weide, Garten) von mindestens
1 ha.
Die Ausdehnung der Erhebung auf die kleineren Betriebe bleibt den
Präsidenten der Zivilverwaltung vorbehalten.
§ 5.
Jeder Landwirt hat die Anzeige lediglich in einer und zwar in der
Gemeinde seines Wohnortes zu erstatten. Dabei hat er jene Ländereien,
die er in anderen Gemeinden bewirtschaftet, mit anzugeben.
§ 6.
Die von jedem Landwirt zu machenden Angaben über die Grösse
seines Hausgesindes umfasst die Gesamtzahl der in seinem Betriebe
mit Kost versorgten Personen.
§ 7.
Die von den Landwirten zu machende Angabe über die Gesamtzahl
der von ihnen gehaltenen Pferde, Rinder und Schweine hat den Bestand
im Augenblick der Erhebung anzugeben.
§ 8.
Die Angaben über die Nutzfläche haben sämtlich in Hektar und Ar
zu erfolgen.
§ 9.
Betriebsinhaber oder Stellvertreter von Betriebsinhabern, die vor-
sätzlich die Angaben, zu denen sie auf Grund dieser Verordnusg und der
Ausführungsbestimmungen verpflichtet sind, nicht oder unrichtig oder
unvollständig machen, werden mit Gefängnis bis zu 6 Monaten oder mit
Geldstrafe bis zu zehntausend Mark bestraft. Auch kann auf Geldstrafe
neben der Gefängnisstrafe erkannt werden.
Betriebsinhaber oder Stellvertreter von Betriebsinhabern, die fahrlässig
die Angaben, zu denen sie auf Grund dieser Verordnung und der
Ausführungsbestimmungen verpflichtet sind, nicht oder unrichtig oder
unvollständig machen, werden mit Geldstrafe bis zu dreitausend Mark
bestraft.
§ 10.
Zuständig sind die Militärbefehlshaber und Militärgerichte.
11.
Der Verwaltungschef wird mit der Ausführung der Verordnung
betraut.
(Staatsdr. — Nr. 836.)
Brüssel, den 24. März 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
C C. VII1959.
Verordening
betreffende
de opneming van de landbouwvlakten
in het jaar 1917.
Tusschen den 20° April en den 5n Mei 1917 wordt een opneming
gedaan van alle landbouwvlakten, d. i.: waarop wintertarwe, zomertarwe,
rogge, masteluin, spelt, zomergerst, wintergerst, haver, boekweit, boonen,
erwten, vlas, koolzaad, tabak, hop, cichorei, suikerbeeten, voederbeeten,
wortelen, rapen, aardappelen, klaver, luzern, grassen en voeder-
gewassen gewonnen worden, evenals van hooiland, weiden, boom-
gaarden en andere teelten.
§ 2.
De opneming geschiedt per gemeente en wordt door de gemeenteover-
heden gedaan. De landbouwers of hun plaatsvervangers zijn gehouden,
aan de gemeenteoverheid en bij het toezicht ook aan de Duitsche beambten
en dezer lasthebbers de gewenschte inlichtingen te geven.
De gemeentebesturen of de personen aan wie zij opdracht gegeven
hebben zijn bevoegd, ten einde juiste gegevens te bekomen omtrent de
landbouwylakten, zich op de akkerlanden te begeven van hen die aangifte
moeten doen en er tot metingen over te gaan, alsook op het kadaster
inlichtingen in te winnen omtrent de uitgestrektheid van bebouwde
akkerlanden.
§3.
De opneming geschiedt op afzonderlijke lijsten (blad I), die door de
landbouwers, en op gezamenlijke lijsten (blad II), die door de plaatselijke
overheid in te vullen zijn.
§ 4.
De opneming omvat alleen de landbouwbedrijven met een gezamenlijke
landbouwylakte (akkers, hooiland, weiden, tuinen) van ten minste
1 hektaar.
De Voorzitters van het burgerlijk bestuur (Präsidenten der Zivilverwal-
tung) kunnen deze opneming ook tot de kleinere bedrijven uitbreiden.
§ 5.
Elke landbouwer moet de aangifte enkel in één en wel, in de door
hem bewoonde gemeente doen. Hij moet daarbij eveneens de landerijen
aangeven, die hij in andere gemeenten uitbaat.
§ 6.
De aangifte, door elken landbouwer te doen omtrent de grootte van
zijn huisgezin, omvat al de personen, die in zijn bedrijf in den kost zijn.
§ 7.
De landhouwers moeten bij de aangifte omtrent hun gezamenlijk getal
paarden, runderen en zwijnen den stapel opgeven, zooals die op het
oogenblik der opneming is.
§ 8.
De aangiften betreffende de landbouwvlakten moeten alle in hektaren
en aren gedaan worden.
§ 9.
Uitbaters van landbouwondernemingen of hun lasthebbers, die opzet-
telijk de aangiften, waartoe zij op grond dezer Verordening en der uitvoe-
ringsbepalingen verplicht zijn, niet of onjuist of onvolledig doen, worden
met ten hoogste 6 maand gevangenis of met ten hoogste 10.000 mark
boete gestraft. Boete en gevangenisstraf kunnen te gelijk uitgesproken
worden.
Uitbaters van landbouwondernemingen of hun lasthebbers, die uit
nalatigheid de aangiften, waartoe zij op grond dezer Verordening en der
uitvoeringsbepalingen verplicht zijn, niet of onjuist of onvolledig doen,
worden met ten hoogste 3000 mark boete gestraft.
§ 10.
De krijgsbevelvoerders en krijgsrechtbanken zijn tot oordeelvellen
bevoegd.
§ 11.
Het Hoofd van het burgerlijk bestuur (Verwaltungschef) is belast met
de uitvoering van deze Verordening.
Brussel, den 24» Maart 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr VoN BISSING,
Generaloberst.
Arrete
concernant
le recensement agricole des terres
cultivées en 1917.
er.
Du 20 avril au 5 mai 1917, il sera procédé au recensement agricole
de toutes les terres cultivées, c’est-à-dire des cultures de froment
d'hiver, froment d’été, seigle, méteil, épeautre, orge d’été, escourgeon,
avoine, sarrasin, féveroles, pois, lin, colza, tabac, houblon, chicorée à
café, betteraves à sucre et betteraves fourragères, carottes, navets,
pommes de terre, trèsle, luzerne, graminées, plantes fourragères, des
prairies fauchées et des prairies et vergers pâturés, etc.
§ 2.
Le recensement se fera par commune, par les soins de l’administration
communale. Les exploitants ou leurs remplaçants sont tenus de faire les
déclarations nécessaires à l’administration communale et, lors du contrôle
ultérieur, aux fonctionnaires allemands et à leurs mandataires.
Dans le but de recueillir des renseignements exacts au sujet des terres
cultivées, les autorités communales ou leurs mandataires sont autorisés
à pénétrer dans les biens-fonds des personnes obligées de déclarer, à y
procéder à des mesurages et à s’informer au bureau du cadastre de la
superficie des biens consacrés à l'agriculture.
Le recensement se fera à l’aide de listes individuelles (feuille 1), à
remplir par les agriculteurs, et de listes collectives (feuille II), à remplir
par l'autorité locale belge.
§ 4.
Le recensement n'est prescrit que pour les exploitations agricoles dont
la superficie cultivée (champs, prairies, pâturages, jardins) est d'au moins
un hectare.
La faculté d'étendre le recensement aux exploitations de moindre
étendue est réservée au Président de l’Administration civile (Präsident
der Zivilverwallung).
§ 5.
Chaque agriculteur ne doit faire ses déclarations que dans une seule
commune : la commune où il a son domicile. Ses déclarations porteront
également sur les terres qu’il exploite dans le territoire d’autres com-
munes.
Le nombre des personnes que l’agriculteur doit déclarer comme
appartenant à son exploitation comprend toutes les personnes qui y sont
nourries.
§ 7.
Le nombre des chevaux, bêtes bovines et porcs que l'agriculteur doit
déclarer comme appartenant à son exploitation est le nombre existant au
moment du recensement.
§ 8.
La superficie des terres cultivées sera déclarée en hectares et en ares.
Les exploitants ou leurs représentants qui, intentionnellement, n'auront
pas fait ou bien auront fait d'une manière soit inexacte soit incomplète
les déclarations que leur imposent le présent arrêté et ses dispositions
réglementaires, seront passibles d’une peine d’emprisonnement de 6 mois
au plus ou d'une amende pouvant atteindre 10,000 marcs. Les deux
peiaes pourront aussi être appliquées simultanément.
Les exploitants ou leurs représentants qui, par négligence, n’auront
pas fait ou bien auront fait d’une manière soit inexacte soit incomplète
les déclarations que leur imposent le présent arrêté et ses dispositions
réglementaires, seront passibles d’une amende pouvant atteindre
3000 marcs.
§ 10.
Les infractions seront jugées par les commandants ou les tribu-
naux militaires.
§11.
Le Chef de l'Administration civile (Verwaltungschef) est chargé de
l'exécution du présent arrêté.
Bruxelles, le 24 mars 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr voy BISSING,
Generaloberst.
|
