| Full text |
21 20
22
l
39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58
0)
Verordndns,
betreffend
Häute, Felle, Leder und Gerbstoffe.
Unter Aufhebung der Verordnung vom 20. November 1915, betref-
fend den Handel mit Grossviehhäuten, Kalb-, Schaf- und Ziegenfellen,
Gerbstoffen und Leder (Ges. u. Ver. Bl. Nr. 145 S. 1349), wird Nach-
stehendes bestimmt :
§ 1.
Alle am 15. Oktober 1916 im Gebiete des Generalgouvernements
vorhandenen Vorräte von nachbezeichneten Waren sind bis längstens
4. November 1916 bei der Kriegsleder A. G., Geschäftsstelle Brüssel,
Anspachlaan 29, anzumelden :
a) Grossvieh- und Rosshäute, Fohlen-, Ponies- und Kalbfelle (auch
bei nur einem Stück),
b) Schaf-, Ziegen- und Zickelfelle, bei mehr als 10 Stück einer
Gattung.
c) Kanin-, Hasen-, Hunde- und Katzenfelle sowie rohe Felle von
Wild aller Art, bei mehr als 25 Stück einer Gattung,
d) fertig gegerbtes Leder aller Art, soweit die Mengen für je eine
Sorte bei Gewichtsware 100 kg, bei Mass- und Stückware
30 Stück übersteigen, ferner alle in Gerbung oder Zurichtung
befindlichen Leder,
e) Gerbrinden, Gerbhölzer, Gerbextrakte und Gerbbrühen.
Zur Anmeldung verpflichtet sind alle Personen und Firmen, die
Waren der in § 1 bezeichneten Art und Menge am 15. Oktober 1916
in Gewahrsam haben, ohne Rücksicht darauf, ob sie Eigentümer der-
selben sind oder nicht.
Wer Waren der in § 1 bezeichneten Art in seinen Räumen hat, ohne
dass ihm an denselben der Gewahrsam zusteht, hat von dem Vorhanden-
sein der Waren der Kriegsleder A. G., Geschäftsstelle Brüssel, Anzeige
zu erstatten.
§ 3.
Die Anmeldungen (§ 2 Abs. 1) haben getrennt nach Gattung und Sorte
unter Angabe der Mengen auf Formblättern zu erfolgen, die bei der
Geschäftsstelle der Kriegsleder A. G., Brüssel, unentgeltlich zu erhalten
sind.
§ I.
Wer nach dem 15. Oktober 1916 den Gewahrsam von Waren der in
§ 1 bezeichneten Art und Menge erlangt, hat diese spätestens innerhalb
30 Tagen in gleicher Weise anzumelden.
Abgesehen von den in §§ 6 und 7 vorgesehenen Fällen ist jedes Rechts-
geschäft über die anmeldepflichtigen Waren und deren Verbringen an
einen anderen Ort verboten.
Jede Art von Lohngerbung ist untersagt.
Zum Ankauf der anmeldepflichtigen Waren sind allein die Kriegs-
leder A. G., Geschäftsstelle Brüssel, und die vom Verwaltungschef,
Abteilung für Handel und Gewerbe, ermächtigten Händler und Händler-
vereinigungen berechtigt. Diese Händler und Händlervereinigungen
haben die von ihnen angesammelten Waren der Kriegsleder A. G. zum
Ankauf zur Verfügung zu stellen.
Gelingt der freihändige Ankauf nicht, so können die betreffenden
Waren durch das Generalgouvernement, Sektion K. R. enteignet werden;
in diesem Falle erhält der Ablieferer nach dem Abtransport einen
Empfangsschein über Art und Menge der abgelieferten Ware; über die
Entschädigung entscheidet die Reichsentschädigungskommission nach
den bestehenden Grundsätzen.
§7.
Gewerbetreibende, die anmeldepflichtige Waren im eigenen Betriebe
verarbeiten, dürfen bis auf weiteres ihren Vorräten nur jene Mengen
entnehmen, die zur Weiterführung des Betriebes im derzeitigen Umfange
notwendig sind.
Im übrigen sind Rechtsgeschäfte über anmeldepflichtige Waren nur
soweit erlaubt, als die Verfügung in einem Freigabeschein zugelassen
ist; der Freigabeschein wird vom Verwaltungschef, Abteilung für Handel
und Gewerbe, erteilt; Gesuche um Freigabescheine sind bei der Kriegs-
leder A. G., Geschäftsstelle Brüssel, einzureichen.
8.
Wer den Vorschriften dieser Verordnung vorsätzlich oder grob fahr-
lässig zuwiderhandelt, wird, falls nicht nach einem anderen Strafgesetz
höhere Strafe verwirkt ist, mit Gefängnis bis zu einem Jahr und Geld-
strafe bis zu 20 000 Mark oder mit einer dieser Strafen bestraft
Daneben ist die Einziehung derjenigen Gegenstände, auf die sich die
strafbare Handlung bezieht, zulässig; bei vorsätzlichen Zuwiderhand-
lungen muss auf Einziehung erkannt werden.
Der Versuch ist strafbar.
§ 9.
Zuständig sind die deutschen Militärgerichte und Militärbefehlshaber.
(Staatsdr. — N. 614.)
Brüssel, den 10. Oktober 1916.
C. C. IV A. 16116.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr VoN BISSING.
Generaloberst.
Verordenig
betreffend
huiden, vellen, leder en looistoffen.
Onder opheffing mijner Verordening van 20 November 1915 « betref-
fend den handel in huiden van grootvee, kalfs-, schapen en geitenvellen,
looistoffen en leder » (Wet- en Verordeningsblad nr 145, bl. 1349)
bepaal ik het navolgende :
§ 1.
Al de stapels van hieronder vermelde waren, die op 15 Oktober 1916
binnen het gebied van het Generalgouvernement voorhanden zijn,
moeten ten laatste op 1 November 1916 bij de « Kriegsleder A. G. »,
kantoor te Brussel, Anspachlaan 29, aangegeven worden :
a) huiden van grootvee en paardenvellen, vellen van veulens
ponij's en kalveren (zelfs wanneer slechts één stuk voor-
handen is),
5) vellen van schapen, geiten en geitjes, wanneer meer dan 10 stuk
van één zelfde soort voorhanden zijn,
c) konijne-, haze- honde- en kattevellen, evenals ruwe vellen van
allerhande wild, wanneer meer dan 25 stuk van één zelfde
soort voorhanden zijn,
d) allerhande looigaar leder, indien de stapel meer dan 100 kg.
bedraagt van elke soort, voor waren die per gewicht worden ver-
kocht of voor waren die per meter of per stuk worden verkocht
uit meer dan uit 30 stuk van elke soort bestaat; verder alle nog
in de looierij (huidevetterij) of in bewerking zijnde leder,
e) looischors (run), looihout, looiextrakt en looijus.
§ 2.
Alle personen en ondernemingen die op 15 Oktober 1916 waren der
onder § 1 vermelde soort en in de aldaar aangeduide hoeveelheid in
bewaring hebben, zijn verplicht aangifte te doen om het even of zij van
deze waren eigenaar zijn of niet.
Wie waren der onder § 1 vermelde soort in zijn lokalen heeft, zonder
dat hij met de bewaring er van belast is, moet van de aanwezigheid
dezer waren aan de « Kriegsleder A. G. », kantoor te Brussel, kennis
geven.
§ 3.
De belanghebbenden moeten hun aangifte (§ 2, lid 1) afzonderlijk
volgens aard en soort, onder aanduiding van de hoeveelheid doen, op
formulieren, die de « Kriegsleder A. G. », kantoor te Brussel, daartoe
kosteloos verkrijgbaarstelt.
§ 4.
Wie na den 15n Oktober 1916 waren van de onder § 1 vermelde soort
en in de aldaar aangeduide hoeveelheid in bewaring krijgt, moet die ten
laatste binnen 30 dagen op dezelfde wijze aangeven.
§ 5.
Buiten de onder §§ 6 en 7 voorziene gevallen, is elke rechtszakelijke
beschikking over de aan te geven waren, alsook het overbrengen van
deze waren van een plaats naar een andere verboden.
Het is verboden op stuk te looien.
§ 6.
Alleen de « Kriegsleder A. G. », kantoor te Brussel, en de door het
Hoofd van het burgerlijk bestuur, afdeeling voor handel en nijverheid
(Verwaltungschef, Abteilung für Handel und Gewerbe) gemachtigde
handelaars en vereenigingen van handelaars hebben het recht aan te
geven waren aan te koopen. Deze handelaars en vereenigingen van
handelaars moeten de waren, die zij bijeengebracht hebben, ten koope
ter beschikking stellen van de « Kriegsleder A. G. ».
Komt geen onderhandsche aankoop tot stand, zoo kan het General-
gouvernement, sectie K. R. de betreffende waren onteigenen; in dit geval
ontvangt de leveraar, na het vervoer der waren, een ontvangstbewijs
(Empfangsschein) over de soort en de hoeveelheid van het geleverde.
De « Reichsentschädigungskommission » (Rijkskommissie tot regeling der
schadeloosstellingen) beslist volgens de bestaande grondregelen over de
schadeloosstelling.
§ 7.
Nijveraars en ambachtslieden, die aan te geven waren in hun eigen
bedrijf verwerken, mogen voorshands van hun voorraad maar zooveel
afnemen, als tot het voortzetten van hun bedrijf in den bestaanden
omvang vereischt is.
Voor het overige is elke rechtszakelijke beschikking over aan te geven
waren slechts dan geoorloofd, wanneer een vrijgavebrief (Freigabeschein)
toelating geeft er over te beschikken. Het Hoofd van het burgerlijk
bestuur, afdeeling voor handel en nijverheid, levert dezen vrijgavebrief af;
aanvragen betreffend de vrijgavebrieven moeten tot de «Kriegsleder A. G.»,
kantoor te Brussel, gericht worden.
8.
Wie de voorschriften dezer Verordening opzettelijk of uit grove
nalatigheid overtreedt, wordt, bijaldien volgens een andere strafwet
geen hoogere straf is voorzien, met ten hoogste één jaar gevangenis
en ten hoogste 20.000 mark boete of met één van deze straffen gestraft.
Bovendien kunnen de voorwerpen, waarop de strafbare handeling
betrekking heeft, verbeurd verklaard worden; bij opzettelijke overtre-
dingen moet de verbeurdverklaring worden uitgesproken. De poging tot
overtreding is strafbaar.
§ 9.
Bevoegd tot oordeelvellen zijn de Duitsche krijgsrechtbanken en
krijgbevelhebbers.
Brussel, den 10n Oktober 1916.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr vov BISSING,
Generaloberst.
Arrete
concernant les cuirs en poil, peaux,
cuirs et matières tannantes.
J'abroge mon arrêté du 20 novembre 1915, concernant le commerce
des peaux du gros bétail, des peaux de veaux, moutons et chèvres, des
matières tannantes et des cuirs (Bull. off. des lois et arr., n° 145, p. 1349)
et arrête ce qui suit :
§ 1.
Tous les stocks des marchandises ci-après désignées, se trouvant le
15 octobre 1916 dans le territoire du Gouvernement général, doivent être
déclarés le 1er novembre au plus tard à la « Kriegsleder A. G. », Bureau
de Bruxelles, 29, boulevard Anspach
a) cuirs en poil et cuirs de chevaux, peaux de poulains, de poneys et de
veaux; la déclaration est obligatoire même pour une seule pièce;
b) peaux de moutons, de chèvres, de chevrettes, si le stock dépasse
10 pièces par catégorie;
c) peaux de lapins, de lièvres, de chiens et de chats et peaux brutes de
gibier quelconque, si le stock dépasse 25 pièces par catégorie;
d) cuirs tannés (produits finis) de toute sorte, si le stock dépasse soit
100 kg. pour chaque sorte de marchandise vendue au poids, soit
30 pièces pour chaque sorte de marchandise vendue au mètre ou
à la pièce; en outre, tous les cuirs en tannerie ou en corroyage;
e) écorces et bois servant au tannage, extraits tanniques et jus de
tannage.
§ 2.
Sont tenues de déclarer, toutes les personnes et entreprises qui, le
15 octobre 1916, ont la garde des marchandises rentrant dans les caté-
gories visées et dépassant les quantités désignées au § 1er, peu importe
que ces personnes ou ces entreprises soient ou non propriétaires desdites
marchandises.
Quiconque a dans ses locaux des marchandises du genre indiqué au
§ 1er sans en avoir la garde, doit en signaler la présence à la
« Kriegsleder A. G. », Bureau de Bruxelles.
§ 3.
La déclaration (§ 2, 1er alinéa) devra se faire à l’aide de formules
spéciales, qui indiqueront les quantités de marchandises de chaque
catégorie et de chaque sorte; ces formules seront délivrées gratuitement
sur demande par le Bureau de Bruxelles de la « Kriegsleder A. G. ».
§ 4.
Quiconque, après le 15 octobre 1916, prendra en sa garde des mar-
chandises du genre visé et dépassant les quantités désignées au § 1er
devra les déclarer de même, au plus tard dans les 30 jours.
§ 5.
Abstraction faite des cas prévus aux §§ 6 et 7, toute transaction
juridique ayant pour objet les marchandises déclarées ou à déclarer et
leur transport d'un lieu dans un autre sont interdits.
Tout tannage à façon est interdit.
§ 6.
Ont seuls le droit d'acheter les marchandises soumises à la déclaration:
la « Kriegsleder A. G. », Bureau de Bruxelles, et les marchands et
associations de marchands qui y sont autorisés par le Chef de l’admi¬
nistration civile, Section du commerce et de l’industrie (Verwal-
tungschef, Abteilung für Handel und Gewerbe). Lesdits marchands et
associations sont tenus de mettre les marchandises recueillies par eux à
la disposition de la « Kriegsleder A. G. » qui pourra les acheter.
Si ces marchandises ne peuvent s'acheter à l’amiable, elles pourront
être expropriées par la Section K. R. du Gouvernement général; dans ce
cas, le cédant recevra, après la livraison et le transport de ses mar-
chandises, un reçu indiquant le genre et la quantité de la marchandise
livrée; la « Reichsentschädigungskommission » (Commission impériale
pour le règlement des indemnités) décidera au sujet de l’indemnité,
conformément aux règles en vigueur.
7.
Jusqu'à nouvel ordre, les industriels et artisans qui, dans leur propre
exploitation, travaillent les marchandises déclarées ou à déclarer ne
peuvent enlever à leurs stocks que les quantités dont ils ont besoin pour
continuer leur exploitation dans la même mesure qu'à présent.
Abstraction faite de la disposition précédente, toute transaction juri-
dique ayant pour objet les marchandises déclarées ou à déclarer n’est
permise que pour autant qu'un permis de vente (Freigabeschein) autorise
de disposer desdites marchandises; le permis de vente est délivré par le
Chef de l'administration civile, Section du commerce et de l’industrie; les
demandes concernant les permis de vente doivent être remises à la
« Kriegsleder A. G.», Bureau de Bruxelles.
§ 8.
Quiconque, intentionnellement ou par grave négligence, aura enfreint
les dispositions du présent arrêté, sera puni soit d’une peine d’emprison-
nement d'un an au plus et d'une amende pouvant atteindre 20 000 marcs
soit d’une de ces peines à l’exclusion de l’autre, à moins qu’une autre
loi pénale ne prescrive une peine plus élevée. En outre, on pourra con-
fisquer les produits qui auront formé l’objet de l’infraction; lorsque
l'infraction aura été commise intentionnellement, la confiscation devra
être prononcée.
Toute tentative d'infraction est punissable.
§ 9.
Les tribunaux et commandants militaires allemands sont compétents
pour juger les infractions au présent arrêté.
Bruxelles, le 10 octobre 1916.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr voN BISSING,
Generaloberst.
|
