| Full text |
betreffend
Ergänzung der Königlichen Ver¬
ordnungen vom 31. Mai 1891 und
vom 10. Januar 1896.
In Ausführung des Artikels 1 des Gesetzes
vom 3. Mai 1889 über den Gebrauch der
vlämischen Sprache in Strafsachen verordne
ich mit Rücksicht auf das Ergebnis der Volks¬
zählung vom 31. Dezember 1910 in Ergän-
zung der Königlichen Verordnungen vom
31. Mai 1891 und 10. Januar 1896 was
folgt:
Artikel 1.
Zu den bisher als vlämische Gemeinden im
Sinne des Artikels 1 des Gesetzes vom
3. Mai 1889 bezeichneten Gemeinden treten
weiter die folgenden:
1. Provinz Brabant :
Brüssel, Schaarbeek, Sint-Gillis, Sint-Joost-
ten-Noode, Molenstede, Sluizen.
2. Provinz Hennegau :
Lettelingen, Mark bei Edingen.
3. Provinz Limburg :
Herstappe.
4. Provinz Lüttich :
Aubel, Roost-Krenwik.
Artikel 2.
Der Verwaltungschef bei dem General-
gouverneur wird mit der Ausführung dieser
Verordnung beauftragt.
Brüssel, den 15. November 1916. (Staatsdr. — N.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
tot aanvulling van de koninklijke
besluiten van 31 Mei 1891 en
van 10 Januari 1896.
In uitvoering van artikel 1 der wet van
3 Mei 1889 op het gebruik der Vlaamsche
taal in strafzaken en met het oog op den uit-
slag der volkstelling van 31 December 1910,
verorden ik ter aanvulling van de koninklijke
besluiten van 31 Mei 1891 en van 10 Ja-
nuari 1896, het navolgende :
Artikel 1.
Volgende gemeenten zijn verder gevoegd
bij de gemeenten, tot dusver opgegeven als
Vlaamsche gemeenten in den zin van artikel 1
der wet van 3 Mei 1889 :
1. Provincie Brabant :
Brussel, Schaarbeek, Sint-Gillis, Sint-Joost-
ten-Noode, Molenstede, Sluizen.
2. Provincie Henegouw :
Lettelingen, Mark bij Edingen.
3. Provincie Limburg :
Herstappe.
4. Provincie Luik :
Aubel, Roost-Krenwik.
C. C. Illa 3661.
Artikel 2.
Het Hoofd van het burgerlijk bestuur (Ver-
waltungschef) bij den Generalgouverneur is
belast met de uitvoering van deze Verorde-
ning.
Brussel, den 15° November 1916.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
1
complétant
les arrêtés royaux du 31 mai 1891
et du 10 janvier 1896.
En exécution de l'article 1° de la loi du
3 mai 1889, concernant l'emploi de la langue
flamande en matière répressive, et tenant
compte du résultat du recensement de la
population effectué à la date du 31 décem-
bre 1910, j’arrête ce qui suit, en vue de
compléter les arrêtés royaux du 31 mai 1891
et du 10 janvier 1896 :
Article 1er
Aux communes désignées jusqu'à présent
comme communes flamandes quant à l'appli¬
cation de l'article 1° de la loi du 3 mai 1889,
viennent s'ajouter les communes suivantes :
1. Province de Brabant :
Bruxelles, Schaerbeek, Saint-Gilles, Saint-
Josse-ten-Noode, Molenstede, L'Ecluse.
2. Province de Hainaut :
Petit-Enghien, Marcq-lez-Enghien.
3. Province de Limbourg :
Herstappe.
4. Province de Liège :
Aubel, Rosoux-Crenwick.
Article 2.
Le Chef de l'administration civile (Verwal¬
tungschef) près le Gouverneur général est
chargé de l'exécution du présent arrêté.
Bruxelles, le 15 novembre 1916.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
|
