| Full text |
9 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
nne
Verordnung
über den Verkehr mit Sücken.
Artikel 1.
Nach Massgabe der folgenden Bestimmungen sind die am 1. März 1917
(Stichtag) im Gebiete des Generalgouvernements vorhandenen Bestände
von Säcken jeder Art (auch Beutel), die ganz oder teilweise aus Textil-
rohstoffen oder aus sonstigen Textilersatzstossen hergestellt sind, der
Beschlagnahme unterworfen, gleichgültig, ob sie neu oder gebraucht
oder im Gebrauch befindlich sind. und unabhängig davon, ob sie voll¬
ständig gebrauchsfähig sind oder nicht.
Die Eigentümer, als auch diejenigen, die sie im Gewahrsam haben,
wie Lagerhalter, Spediteure usw., sind verpflichtet, die Säcke bis zum
10. März 1917 bei der Zentral-Einkaufsgesellschaft für Belgien m. b. II.,
Abteilung Bindegarn, Jonkerstraat 2, anzumelden. Zur Anmeldung
verpflichtet ist ferner jeder, der nach dem Stichtage meldepflichtige
Gegenstände in Gewahrsam erhalten hat, die vor dem Stichtage bereits
an ihn abgesandt waren
Wer darüber im unklaren ist, ob er anmeldepflichtig ist oder nicht,
hat anzumelden.
Die Anmeldung hat auf Meldescheinen schriftlich zu erfolgen, die bei
dem zuständigen Kreischef (Kommandant. Abschnittskommandeur),
unentgeltlich zu erhalten sind.
Massgebend für die Anmeldung ist der Bestand am Stichtage.
Artikel 2.
Von der Verpflichtung zur Anmeldung befreit sind Eigentümer mit
Mengen von nicht mehr als 50 Säcken, die für den eigenen Gebrauch
bestimmt sind.
Artikel 3.
die Zentral-Einkaufsgesellschaft für Belgien m. b. II., Abteilung
degarn, ist allein berechtigt, die nach Artikel 1 anmeldepfl'chtigen
tände aufzukaufen. Soweit ein freihändiger Aufkauf auf Grund der
h Artikel 4 massgebenden Preisberechnung nicht gelingt, können die
nden Waren auf Antrag der oben genannten Stelle durch das
uvernement, Sektion K. R., zu Gunsten dieser Stellen enteignet
Artikel 4.
Mihändigem Aufkauf ist derjenige Preis zu Grunde zu legen, der
ge Waren in Belgien vor dem 25 Juli 1914 als Verkaufspreis
nten handelsüblich war, mit einem Zuschlag von 30 bis 60 %.
freihändig aufgekauften Waren erfolgt Barzahlung nach
der Ware. Im Falle der Enteignung erhält der Ablieferer ein
eri Fungsanerkenntnis über Mengen, Art und Wert der Waren.
Ueber die Entschädigung entscheidet die Reichsentschädigungskom-
sion nach den bestehenden Grundsätzen.
Artikel 5.
Abgesehen von den Verkäufen an die Zentral-Einkaufsgesellschaft
für Belgien, Abteilung Bindegarn, dürfen die nach Artikel 1 der Anmel-
depflicht unterliegenden Säcke nicht veräussert werden. Auch ist jede
Verarbeitung der Säcke verboten.
Artikel 6.
Die Besitzer der angemeldeten Gegenstände sind verpflichtet, diese
Waren bis auf weileres zu verwahren und pfleglich zu behandeln.
Abgesehen von der Ausnahmebestimmung laut Artikel 5 ist jede Besitz-
veränderung der anmeldepflichtigen Gegenstände verboten. Der einst-
weilige ordnungsmässige Weitergebrauch ist zulässig.
Artikel 7.
Wer künftig Säcke gebraucht, hat bis zum 1. jedes Monats seinen
Bedarf für den darauf folgenden Monat unter Angabe des Verwen-
dungszweckes bei der Zentral-Einkaufsgesellschaft für Belgien, Abtei-
lung Bindegars, anzumelden.
Die Zentral-Einkaufsgesellschaft entscheidet über die Bedürfnisfrage
und weist den Verbrauchern die benötigten Säcke gegen Zahlung eines
angemessenen Preises zu; hierbei entscheidet die Zentral Einkaufs-
gesellschaft auch über das Material der zuzuweisenden Säcke, insbeson¬
dere kann sie auch Säcke aus Ersatzstoffen zuweisen oder deren Ver-
wendung im Austauschwege anordnen.
Artikel 8.
Der Verwaltungschef bei dem Generalgouvernement, Abteilung für
Handel und Gewerbe, ist ermächtigt, für besondere Fälle, insbesondere
auch für einzelne Betriebe oder Industriezweige, Ausnahmen von der
Vorschrift dieser Verordnung zu gewähren.
Artikel 9.
Wer den Vorschriften dieser Verordnung vorsätzlich oder grob fahr-
lässig zuwiderhandelt, wird mit Gefängnis bis zu einem Jahr und Geld-
strafe bis zu 20 000 Mark oder mit einer dieser Strafen bestraft, soweit
nicht nach allgemeinen Strafgesetzen höhere Strafen verwirkt sind.
Daneben ist die Einziehung derjenigen Gegenstände, auf die sich die
strafbare Handlung bezieht, zu Guasten der Zentral-Einkaufsgesellschaft
für Belgien zulässig. Bei vorsätzlichen Zuwiderhandlungen gegen diese
Verordnung muss auf Einziehung erkannt werden.
Der Versuch ist strafbar.
Artikel 10.
Zuständig sind die deutschen Militärgerichte und Militärbefehlshaber.
Artikel 11.
Die Vorschriften in Artikel 1 Absatz 1, 3, 4, 5, 6, 8 Absatz 1 dieser
Verordnung finden keine Anwendung auf die am Stichtage nachweislich
im Eigentum der Commission for Relief in Belgium oder des Comité
National de Secours et d'Alimentation befindlichen Waren.
Brüssel, den 14. Februar 1917.
(Staatsdr. Nr. 775)
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherg. VON BISSING,
Verordening
over den handel in zakken.
Artikel 1.
Al de op 1 Maart 1917 (proefdag) binnen het gebied van het General-
gouvernement voorhanden stapels aan zakken van allen aard, die geheel
of gedeeltelijk uit textielgrondstoffen of uit andere daartoe dienende
stoffen (surrogaten) vervaardigd zijn, worden overeenkomstig onder-
staande bepalingen in beslag genomen, om het even of deze voorwerpen
nieuw of reeds gebezigd of nog in gebruik zijn en onverschillig of zij al
dan niet volkomen bruikbaar zijn.
De eigenaars, evenals zij die bedoelde voorwerpen in bewaring
hebben, zooals pakhuishouders, verzenders, enz., moeten de zakken ten
laatste op 10 Maart 1917 bij de « Zentral-Einkaufsgesellschaft für
Belgies m. b. II., Abteilung Bindegarn », Jonkerstraat 2, aangeven.
Verder is ieder die, na den proefdag, aan te geven voorwerpen in bewa-
ring ontvangt welke reeds vöör dien dag aan zijn adres waren verzonden,
verplicht daarvan aangifte le doen.
Twijfelt iemand of zijn goederen al dan niet aan te geven zijn, zoo
moet hij ze aangeven.
De aangifte moet schriftelijk gedaan worden op lijsten van aangifte,
die bij den bevoegden Kreischef (Kommandant, Abschnittskommandeur)
kosteloos te bekomen zijn.
Voor de aangifte geldt de stapel, zooals hij op den proefdag is.
Artikel 2.
Zja van de verplichting tot aangifte ontslagen, de eigenaars wier
voorraad niet grooter is dan 50 zakken, welke voor eigen gebruik
moeten dienen.
Artikel 3.
De « Zentral-Einkaufsgesellschaft für Belgien m. b. II., Abteilung
Bindegarn » is alleen gerechtigd, de overeenkomstig artikel 1 aan te
geven stapels op te koopen. Voor zoover geen onderhandsche aankoop
op grond der volgens artikel 4 te berekenen prijzen tot stand komt, mag
het Generalgouvernement, Sektion K. R., op voorstel van voormeld
kantoor de betreffende goederen ten bate van dat kantoor onteigenen.
Artikel 4.
Bij onderhandschen aankoop dient tot grondslag de prijs, die in Belgié
vöör 23 Juli 1914 voor soortgelijke goederen als verkoopprijs van den
fabrikaat in den handel gold; bij dien prijs komt een bijslag van 30
tot 60 %.
De onderhands gekochte goederen worden, na onderzoek er van, met
gereed geld betaald. In geval van onteigening ontvangt de leveraar een
opeischingsbewijs (Beitreibungsanerkenntnis) waarin hoeveelheid, aard
en waarde der goederen zijn aangegeven.
De « Reichsentschädigungskommission » beslist overeenkomstig de
bestaande grondregels over de schadeloosstelling.
Artikel 5.
Afgezien van den verkoop aan de «Zentral-Einkaufsgesellschaft für
Belgien, Abteilung Bindegarn », mogen de zakken, die overeenkomstig
artikel 1 aan te geven zijn, niet van de hand gedaan worden. Het is ook
verboden de zakken te verwerken.
Artikel 6.
De bezitters der aangegeven voorwerpen zijn verplicht, deze tot nader
bericht te bewaren en met zorg te behandelcn. Afgezien van de uitzon¬
deringsbepaling van art. 5, is alle bezitsverandering van de aan te geven
voorwerpen verboden. Het is toegelaten, voorshands die voorwerpen op
regelmatige wijze verder te gebruiken.
Artikel 7.
Wie in het vervolg zakken noodig heeft, moet vóor den 1» van elke
maand aan de «Zentral-Einkaufsgesellschaft für Belgien, Abteilung
Bindegarn » mededeelen hoeveel zakken hem voor de volgende maand
noodzakelijk zijn en waartoe zij moeten dienen.
De « Zentral-Einkaufsgesellschaft » beslist over de noodwendigheid
en staat aan de verbruikers de benoodigde zakken toe, mits betaling van
eea passenden prijs; hierbij bepaalt de « Zentral-Einkaufsgesellschaft »
eveneens uit welke stof de te verleenen zakken zullen vervaardigd zijn;
inzonderheid kan zij ook zakken uit vervangingsstoffen (surrogaten)
toestaan of het gebruik van zulke zakken bij wijze van ruiling bevelen.
Artikel 8.
Het Hloofd van het burgerlijk bestuur bij het Generalgouvernement,
afdeeling voor handel en nijverheid (Verwaltungschef bei dem General-
gouvernement, Abteilung für Handel und Gewerbe) is gemachtigd, voor
bijzondere gevallen, inzonderheid ook voor aszonderlijke bedrijven of
nijverheidstakken, uitzonderingen op het voorschrift dezer Verordening
toe te staan.
Artikel 9.
Wie de voorschriften dezer Verordening opzettelijk of uit grove nala-
tigheid overtreedt, wordt met ten hoogste één jaar gevangenis en met ten
hoogste 20.000 mark boete of met één van beide straffen gestraft, voor
zoover volgens algemeene strafwetten geen zwaardere strasfen voorzien
zijn. Daarbij kunnen de voorwerpen, waarop de overtreding betrekking
heeft, ten bate van de « Zentral-Einkaufsgesellschaft für Belgien »
verbeurdverklaard worden. Bij opzettelijke overtredingen dezer Veror-
dening moet de verbeurdverklaring worden uitgesproken.
De poging tot overtreding is strafbaar.
Artikel 10.
De Duitsche krijgsrechtbanken en krijgsbevelhebbers zijn tot oordeel-
vellen bevoegd.
Artikel 11.
De voorschriften van artikel 1, lid 1, van artikelen 3, 4, 5 en 6 en van
artikel 8, lid 1, dezer Verordening zijn niet van toepassisg op de goederen
waarvan bewezen is, dat zij op den proefdag het eigendom waren van de
« Commission for Relief in Belgium » of van het Nationaal Hulp- en
Voedingskomiteit.
Brussel, den 14° Februari 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
Arrete
concernant le trafic des sacs.
Article er
Conformément aux dispositions suivantes, les stocks de sacs de toute
espèce fabriqués complètement ou partiellement avec des matières
premières textiles ou leurs succédanés quelconques, et se trouvant dans
le territoire du Gouvernement général à la date du 1er mars 1917 (jour
du relevé), sont soumis à la saisie, peu importe qu'ils soient neufs, usagés
ou en usage, et qu'ils soient ou non entièrement en état d'être utilisés.
Les propriétaires desdits sacs ainsi que les personnes qui en détiennent
(dépositaires, commissionnaires-expéditeurs, etc.), sont tenus de les
déclarer, le 10 mars 1917 au plus tard, à la « Zentral-Einkaufsgesell-
schaft für Belgien m. b. H., Abteilung Bindegarn », rue du Gentilhomme,
2. Est, en outre, tenu de faire la déclaration, quiconque, après le jour du
relevé, aura reçu et détiendra des objets déclarables lui expédiés avant
le jour du relevé.
Quiconque ne sait pas exactement s'il est obligé ou non de faire une
déclaration, est tenu de déclarer.
La déclaration doit se faire par écrit à l’aide de bulletins de décla-
ration qui seront fournis gratuitement, sur demande, par le chef
d’arrondisssement (Kreischef) (Kommandant, Abschnittskommandeur
compétent.
La déclaration portera sur les quantités détenues le jour du relevé.
Article 2.
Sont dispensés de l'obligation de déclarer, les propriétaires de quan¬
tités de 50 sacs au maximum, lorsque ces sacs sont destinés à leur usage
personnel.
Article 3.
La « Zentral-Einkaufsgesellschaft für Belgien m. b. II., Abteilung
Bindegarn » a seule le droit d’acheter les stocks qui doivent être déclarés
en vertu de l’article 1er. S’il ne lui est pas possible d'acheter à l'amiable,
en tenant compte du prix établi conformément à l'article 4, les marchan¬
dises en question pourront, à la demande et en faveur de l’autorité
susmentionnée, être expropriées par la Section K. R. du Gouvernement
général.
Article 4.
Pour les achats à l'amiable, on se basera sur le prix de fabrique usuel
auquel les marchandises de ce genre se vendaient en Belgique avant le
25 juillet 1914, en tenant compte d'une hausse de 30 à 60 %
Les marchandises achetées à l'amiable seront payées comptant, après
qu'elles auront été examinées. En cas d'expropriation, la personne qui
livre les marchandises recevra nn bon de réquisition (Beitreibungsaner-
kenntnis) indiquant les quantités, le genre et la valeur desdites mar-
ehandises.
La Commission impériale pour le règlement des indemnités (Reichs¬
entschädigungskommission) décidera au sujet de l’indemnité, conformé¬
ment aux règles en vigueur.
Article 5.
Abstraction faite des ventes qui seront effectuées à la « Zentral-
Einkauf-gesellschaft für Belgien, Abteilung Bindegarn », les sacs devant
être déclarés en vertu de l'article 1er ne pourront pas être cédés. En
outre, il est interdit de soumettre ces sacs à un travail quelconque.
Article 6.
Les détenteurs des objets déclarés sont tenus, jusqu'à nouvel ordre,
de conserver ces marchandises et d’en avoir soin. Abstraction faite de la
disposition dérogatoire de l’article 5, tout changement de détenteur des
objets déclarables est interdit. Il est permis de continuer à en faire
provisoirement un usage normal.
Article 7.
Quiconque, à l'avenir, utilisera des sacs, sera tenu de faire connaître
à la « Zentral-Einkaufsgesellschaft für Belgien, Abteilung Bindegarn »,
le 1er de chaque mois au plus tard, les quantités qui lui sont nécessaires
pour le mois suivant et l'usage qu'il compte en faire.
La « Zentral-Einkaufsgesellschaft » décide si les sacs sont nécessaires
ou non et attribue aux intéressés les sacs qui leur sont indispensables,
contre payement d'un prix convenable; en même temps, elle décide au
sujet de la matière dont seront composés les sacs attribués; elle pourra,
notamment, attribuer des sacs fabriqués avec des succédanés de
matières textiles, ou bien ordonner l’usage de sacs en cette matière, par
voie d'échange.
Article 8.
Dans des cas spéciaux, notamment aussi pour certaines exploitations
ou certaines branches d'industrie, le Chef de l'Administration civile près
le Gouvernement général, Section du commerce et de l’industrie (Ver-
wallungschef bei dem Generalgouvernement, Abteilung für Handel und
Gewerbe) est autorisé à consentir des exceptions aux prescriptions du
présent arrêté.
Article 9.
Quiconque, intentionnellement ou par grave négligence, aura enfreint
es prescriptions du présent arrêté, sera puni soit d’un emprisonnement
d'un an au plus et d'une amende pouvant atteindre 20 000 marcs, soit
d'une de ces deux peines à l'exclusion de l'autre, à moins toutefois que
les lois pénales générales ne prévoient l’application d’une peine plus
élevée. En outre, on pourra prononcer, en faveur de la « Zentral-
Einkaufsgesellschaft für Belgien », la consiscation des objets qui auront
donné lieu à l’infraction. Si celle-ci a été commise intentionnellement,
la confiscation sera certainement prononcée.
Toute tentative d'infraction est punissable.
Article 10.
Les tribunaux et commandants militaires allemands sont compétents
pour juger les infractions au présent arrêté
Article 11.
Les prescriptions des articles 1er 1er alinéa, 3, 4, 5, 6 et 8, 1er alinéa, du
présent arrêté ne sont pas applicables aux marchandises dont la « Com¬
missios for Relief in Belgium » et le Comité national de secours et
d’alimentation seront propriétaires le jour du relevé; il faut que leur
droit de propriété puisse être établi.
Bruxelles, le 14 février 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr vor BISSING,
Generaloberst.
|
