| Full text |
betreffend die Provinzialråte.
Unter entsprechender Ausserkraftsetzung
entgegenstehender, insbesondere in den Arti-
keln 4, 36, 41 des Provinzialwahlgesetzes
und 44 des Provinzialgesetzes enthaltener
Bestimmungen, verordne ich was folgt :
Artikel 1.
Die im Jahre 1916 fälligen Wahlen zu den
Provinzialräten der Provinzen Antwerpen,
Brabant, Hennegau, Limburg, Lüttich, Luxem¬
burg und Namur finden nicht statt.
Die Mandate derjenigen Mitglieder der vor-
genannten Provinzialräte, für die im Jahre
1916 Neuwahlen hätten vorgenommen wer-
den sollen, werden bis auf weiteres verlängert.
Artikel 2.
Diejenigen Mitglieder der Ständigen Aus-
schüsse der in Artikel 1 genannten Provinzial¬
räte, die im Juli 1916 aus diesen Ausschüssen
hätten ausscheiden sollen, bleiben bis auf
weiteres in ihren Aemtern.
Artikel 3.
Die ordentlichen Tagungen der in Artikel 1
genannten Provinzialräte in den Monaten Juli
oder Oktober finden im Jahre 1916 nicht
statt.
Brüssel, den 5. Juni 1916.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
C. C. V. 5410.
betreffend de provincieraden.
betreffend Regelung
der Schlachtung von Schweinen
und Kälbern.
Anstelle der Verfügungen, betreffend das
Verbot der Schlachtung von sichtbar trächtigen
Mutterschweinen und von Schweinen unter
60 kg Lebendgewicht sowie von weiblichen
Kälbernjusw vom 1. und 25. Februar 1915
(Ges.- und Verordnungsblatt Nr. 49, Seite 255,
und Nr. 52, Seite 305) tritt vom 15. Juli 1916
ab folgende Verordnung.
Artikel 1.
Die Schlachtung von sichtbar trächtigen
Mutterschweinen, von Schweinen unter
60 kg Lebendgewicht sowie von männlichen
und weiblichen Kälbern, einschliesslich der
zur Zucht ungeeigneten sogenannten Doppel¬
lender, ist verboten.
Als Kälber sind alle jungen Rinder an-
zusehen, die nicht mindestens zwei Ersatz-
schneidezähne (Schaufeln) besitzen.
Das Verbot gilt nicht, wenn es sich um
Notschlachtungen, das heisst um solche
Schlachtungen handelt, die infolge schwerer
Erkrankung des Tieres oder infolge eines
Unglücksfalls nach Bescheinigung des zustän-
digen Amtstierarztes notwendig sind.
Artikel 2.
Die Notschlachtungen von Tieren der in
Artikel 1 bezeichneten Arten sind unter Vor-
lage der amtstierärztlichen Bescheinigungen
sofort dem Bürgermeister des Schlachtorts
anzuzeigen, der die Anzeigen und amtstier-
ärztlichen Bescheinigungen dem Kreischef
(in Ermangelung eines Kreischefs der Kom-
mandantur) mit den regelmässigen Schlach-
tungsnachweisen einzureichen hat.
Artikel 3.
Zuwiderhandlungen gegen das Schlacht-
verbot (Art. 1) werden mit Geldstrafe bis zu
1000 Mark oder mit Haft oder mit Gefängnis
bis zu 6 Monaten bestraft. Auch kann auf die
Einziehung der verbotswidrig geschlachteten
Tiere erkannt werden.
Zuständig sind die Militärbefehlshaber und
die Militärgerichte.
Brüssel, den 27. Mai 1916.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
G. G. IVe. 4225.
Onder overeenkomstige buiten kracht ver-
klaring van met deze Verordening in trijd
zijnde bepalingen, inzonderheid van deze
vervat in artikelen 4, 36, 41 der provinciale
verkiezingswet en van artikel 44 der pro-
vinciewet, verorden ik hetgeen volgt :
Artikel 1.
De in 1916 vallende verkiezingen voor de
provincieraden van de provincies Antwerpen,
Brabant, Henegouw, Limburg, Luik, Luxem¬
burg en Namen, zullen niet gehouden worden.
De mandaten der leden van hiervoren-
genoemde provincieraden, die in 1916 hadden
moeten vernieuwd worden, zijn tot nader
bericht verlengd.
Artikel 2.
De leden van de bestendige afvaardigingen
der in artikel 1 genoemde provincieraden, die
in Juli 1916 hadden moeten aftreden, zullen
tot nader bericht hun ambt blijven vervullen.
Artikel 3.
De gewone zittijden, door de in artikel 1
genoemde provincieraden te houden in de
maanden Juli of Oktober, zullen in 1916
niet plaats hebben.
Brussel, den 5° Juni 1916.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
L
oncernan
les conseils provinciaux.
betreffend
regeling van het slachten
van varkens en kalveren.
Van af 15 Juli 1916 worden de beschik-
kingen van 1 en 25 Februari 1915 (Wet- en
Verordeningsblad n' 49, bl. 255, en n' 52.
bl. 305), betreffend het verbod zichtbaar
drachtige zeugen en varkens beneden 60 kg.
levend gewogen, evenals vrouwelijke kalve-
ren, enz. te slachten, door volgende Ver-
ordening vervangen :
Artikel 1.
Het is verboden zichtbaar drachtige zeugen,
varkens beneden 60 kg. levend gewogen,
evenals mannelijke en vrouwelijke kalveren,
de tot de teelt ongeschikte, zoogenoemde
« paardsbillen » inbegrepen, te slachten.
Zijn als kalveren te beschouwen alle jonge
runderen, die niet ten minste twee volwassen
snijtanden bezitten.
Het verbod geldt niet voor gevallen van
nood, d. w. z. voor zulke gevallen, waarin ten
gevolge eener zware ziekte van het dier of ten
gevolge eens ongevals, het slachten op grond
van een getuigschrift van den bevoegden aan-
genomen veearts noodzakelijk is.
Artikel 2.
Het slachten van dieren tot de onder arti-
kel 1 vermelde soorten behoorend in gevallen
van nood, moet onder voorlegging der
getuigschriften van den aangenomen veearts,
onmiddellijk bij den burgemeester der plaats
waar het slachten plaats heeft, aangegeven
worden, die de aangiften tezamen met de
getuigschriften van den aangenomen veearts
aan den «Kreischef », (bij ontstentenis van een
« Kreischef » aan de « Kommandantur ») met
de regelmatige slachtbrieven in te zenden
heeft.
Artikel 3.
Overtredingen van het slachtverbod (arti-
kel 1) worden met ten hoogste 1000 mark
boete of met ten hoogste 6 maand hechtenis
of gevangenis gestraft. Ook kan de verbeurd-
verklaring der in strijd met het verbod
geslachte dieren uitgesproken worden.
Bevoegd zijn de krijgsbevelhebbers en de
de krijgsrechtbanken.
Brussel, den 27* Mei 1916.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
Tout en abrogeant les dispositions contraires
au présent arrêté, spécialement celles conte¬
nues dans les articles 4, 36 et 41 de la loi
électorale provinciale et dans l’article 44 de
la loi provinciale, j'arrête ce qui suit :
Article 1er
Les élections aux conseils provinciaux des
provinces d'Anvers, de Brabant, de Hainaut,
de Limbourg, de Liège, de Luxembourg et de
Namur, auxquelles il devrait être procédé en
1916, n'auront pas lieu.
Sont prolongés jusqu’à nouvelle disposition,
les mandats des membres desdits conseils pro¬
vinciaux qui auraient du être renouvelés en
1916 par voie d'élection.
Article 2.
Les membres des députations permanentes
des conseils provinciaux mentionnés à l'arti¬
cle 1e, dont les mandats devraient expirer en
juillet 1916, resteront en fonctions jusqu’à
nouvelle disposition.
Article 3.
Les sessions ordinaires de juillet ou d'octo¬
bre des conseils provinciaux mentionnés à
l'article 1° n'auront pas lieu en 1916.
Bruxelles, le 5 juin 1916.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
4
L
réglementant l'abatage des porcs
et des veaux.
Les arrêtés des 1e et 25 février 1915,
concernant la défense d'abattre les truies visi¬
blement pleines, les porcs pesant sur pied
moins de 60 kg. et les vêles etc. (Bulletin
officiel des lois et arrêtés n° 49, page 255,
et n° 52, page 305) seront remplacés par
le présent arrêté, qui entrera en vigueur
le 15 juillet 1916.
Article 1er
Il est interdit d'abattre les truies visiblement
pleines, les porcs pesant sur pied moins de
60 kg. et les veaux (mâles et femelles), y com-
pris les veaux impropres à l'élevage et nommés
« culs-de-poulain ».
Doivent être considérées comme veaux
toutes les jeunes bêtes bovines qui n’ont pas
au moins deux incisives d'adulte.
L'interdiction susmentionnée n’est pas appli¬
cable aux abatages d’urgence, c’est-à-dire aux
abatages qui, conformément au certificat
délivré par le vétérinaire agréé compétent,
sont rendus nécessaires par une grave maladie
ou par un accident de l’animal.
Article 2.
Tout abatage d'urgence d'un des animaux
désignés à l'article 1e doit être déclaré immé¬
diatement au bourgmestre de la commune où
la bête est abattue; la déclaration doit être
accompagnée du certificat du vétérinaire agréé.
Le bourgmestre transmettra les déclarations et
certificats au chef d'arrondissement compétent
ou, à défaut d’un tel, à la «Kommandantur», en
y joignant les pièces régulières prouvant que
l'abatage a eu lieu.
Article 3.
Les infractions à l'interdiction d'abattre
(article 1*) seront punies soit d'une amende
pouvant atteindre 1000 marcs soit d'une peine
d'emprisonnement de police ou correctionnel
de 6 mois au plus. En outre, on pourra pro¬
noncer la confiscation des animaux abattus
contrairement à l'interdiction du présent arrêté.
Les commandants et tribunaux militaires
sont compétents pour juger lesdites infractions.
Bruxelles, le 27 mai 1916.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
|
