| Full text |
erordnung
über die Beschlagnahme des Brotgetreides.
§ 1.
Das im Bereich des Generalgouvernements im Erntejahr 1917 an-
gebaute Brotgetreide aller Art, nämlich: Roggen, Weizen und Spelz, wird,
gleichviel ob ungemengt oder mit anderen Getreiden vermengt, mit der
Trennung vom Boden zugusstea der Zivilbevölkerung im Bereich des
Generalgouvernements hiermit beschlagnahmt. Die Beschlagnahme
erstreckt sich auch auf das aus beschlagnahmtem Brotgetreide ermah-
lene Mehl und die daraus hergestellten Back- und Teigwaren. Mit dem
Ausdreschen wird das Stroh, mit der Ausmahlung die Kleie von dieser
Beschlagnahme frei.
Die Beschlagnahme erstreckt sich auf das Getreide und Mehl früherer
Erntejahre, auch soweit dieses zur Selbsternährung oder Verfütterung
bestimmt war, aber diesem Zwecke nicht zugeführt ist.
§ 2.
An den beschlagnahmten Vorräten dürfen, soweit sich aus den
folgenden Bestimmungen nicht etwas anderes ergibt, weder Verän-
derungen vorgenommen werden, noch darf durch Vereinbarung oder
Vertrag, Pfändung oder Verpfändung über sie verfügt werden.
§ 3.
Der Besitzer beschlagnahmter Vorräte ist berechtigt und verpflichtet,
alle zur Erhaltung der Vorräte erforderlichen Handlungen vorzunehmen,
er ist berechtigt und verpflichtet, auszudreschen.
§ 4.
Nimmt der Besitzer beschlagnahmter Vorräte eine zur Erhaltung
derselben erforderliche Handlung innerhalb einer ihm von der zustän-
digen Behörde gesetzten Frist nicht vor, so kann diese die Handlung auf
Kosten des Besitzers durch einen Dritten voraehmen lassen. Das gleiche
gilt, wenn der Besitzer das Brotgetreide nicht innerhalb einer ihm von
der zuständigen Provinzial-Ernte-Kommission gesetzten Frist ausdrischt.
§ 5.
Der Besitzer beschlagnahmten Brotgetreides ist verpflichtet, wahrheits-
getreue Angaben über die in seinem Besitz befindlichen Vorräte und
über die tatsächlichen Verhältnisse, welche die Grundlage für die Frei-
gabe des Brotgetreides zum Selbstverbrauch bilden, sowie über die
nachträgliche Veränderung dieser Verhältnisse zu machen.
§ 6.
Das beschlagnahmte Getreide wird gegen Barzahlung angekauft und
der Bevölkerung im Bereiche des Generalgouvernements in Form von
Brot, Mehl und Kleie zugeführt werden. Die Verwendung von freigege-
benem Brotgetreide zu anderen Zwecken als zur Herstellung von Brot
ist von Fall zu Fall von der Zustimmung der Zentral-Ernte-Kommission
abhängig.
§ 7.
Ich erteile dem Comité National de Secours et d'Alimentation das
alleinige Recht zum Ankauf der beschlagnahmten Vorräte, auch aus der
Brotgetreideernte 1917 und etwaiger Restbestände an Brotgetreide aus
früheren Erntejahren, zu einem Einheitspreise, den ich festsetzen werde.
Die Beschlagnahme wird durch diesen Ankauf nicht aufgehoben.
§ 8.
Ich behalte mir vor, im Bedarfsfalle bis zu 10000 Tonnen des beschlag-
nahmten Getreides anteilmässig an die von mir zu bestimmenden Stellen
zwecks Verarbeitung zu Malzkaffee zu überweisen.
a) Wer beschlagnahmte Vorräte unbefugt beiseite schafft oder aus
der Gemeinde, in der sie beschlagnahmt sind, unbefugt entfernt, wer sie
beschädigt, zerstört, verheimlicht, unbefugt verarbeitet, verfüttert oder
anderweitig verbraucht,
5) wer beschlagnahmte Vorräte unbefugt verkauft, kauft, pfändet
oder verpfändet oder ein anderes Veräusserungs- oder Erwerbsgeschäft
über sie abschliesst,
c) wer den Verpflichtungen des § 5 dieser Verordnung zuwider-
handelt,
wird mit Gefängnis bis zu 5 Jahren oder mit Geldstrafe bis zu
20 000 Mark bestraft, auch kann auf Gefängnis neben der Geldstrafe
erkannt werden. Die zu strafbaren Handlungen bestimmten oder
gebrauchten Vorräte und Einrichtungen sind einzuziehen.
Der Versuch ist strafbar.
Ist die Zuwiderhandlung in der Absicht begangen, einen unzulässigen
Vermögensgewinn zu erzielen, so ist auf Freiheitsstrafe und auf eine
Geldstrafe zu erkennen, die für jedes Kilogramm Brotgetreide oder
Mehl, das den Gegenstand der Zuwiderhandlung bildet, das Zehnfache
des Höchstpreises beträgt. Die Geldstrafe darf den Betrag von 20 000 Mark
nicht überschreiten und soll mindestens 25 Mark betragen. Die eingezoge¬
nen Vorräte sind durch Vermittlung der Provinzial-Ernte-Kommission an
das zuständige Provinzial-Komitee abzuführen. Das Getreide unterliegt
auch nach der Abführung den Verordaungen über die Beschlagnahme.
Die Bezahlung der eingezogenen Waren hat durch das Komitee an die
Proviszial-Ernte-Kommission zu erfolgen. Diese führt das hierbei zur
Auszahlung kommende Geld nicht dem Militärfiskus, sondern den stäu-
digen Ausschüssen zur Verwendung für Wohlfahrtszwecke innerhalb
der Provinzen zu.
Zuständig sind die Militärbefehlshaber und die Militärgerichte.
§ 10.
Der Erlass von Ausführungsbestimmungen bleibt vorbehalten.
Brüssel, den 19. Juli 1917.
(Staatsdruckerei N 1064.)
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
Z. E. K. 3142/68.
Verordening
over de inbeslagneming van het koren.
§ 1.
Het koren van om het even welken aard, namelijk rogge, tarwe en
spelt, zoowel osgemengd als met andere graansoorten vermengd, dat
gedurende het oogstjaar 1917 binnen het gebied van het Generalgouver-
nement verbouwd werd, is hierbij, van zoodra het afgemaaid is, ten bate
van de burgerlijke bevolking binnen het gebied van het Generalgouver-
nement in beslag genomen. De inbeslagneming omvat ook het uit in
beslag genomen koren gemalen meel en de daarmede vervaardigde
bakkerij- en deegwaren. De inbeslagneming is opgeheven met het
uitdorschen voor het stroo, met het uitmalen voor de zemelen.
De inbeslagneming omvat het koren en meel uit vroegere oogstjaren,
ook zoover dit voor eigen voeding van den verbouwer of voor vervoe-
dering bestemd was, doch daartoe niet werd gebruikt.
§ 2.
Zoover in de hiernavolgende bepalingen niet anders wordt beschikt,
is het verboden aan de in beslag genomen stapels wijzigingen toe te
brengen of er bij overeenkomst, verdrag, panding of verpanding over te
beschikken.
De bezitter van in beslag genomen stapels is gerechtigd en verplicht,
al de tot het behoud der stapels vereischte maatregelen te nemen; hij
is gerechtigd en verplicht te dorschen.
§ 4.
In geval de bezitter van in beslag gesomen stapels, binnen den termijn
die hem door de bevoegde overheid voorgeschreven werd, de tot het
behoud er van vereischte maatregelen niet neemt, kan de overheid die
op kosten van den bezitter door een derden persoon laten uitvoeren.
Hetzelfde geschiedt, wanneer de bezitter het koren niet dorscht binnen
den termijn, die hem door de bevoegde provinciale Oogstkommissie
Provinzial-Ernte-Kommission) werd voorgeschreven.
§ 5.
De bezitter van in beslag genomen koren is verplicht, waarachtige
aangiften te doen over de voorraden die in zijn bezit zijn en over den
werkelijken toestand, op grond waarvan het koren voor het eigen
verbruik moet vrijgegeven worden, alsook over de wijzigiagen die
naderhand in dien toestand voorkomen.
§ 6.
Het in beslag genomen koren zal tegen gereed geld aangekocht en, in
den vorm van brood, meel en zemelen, ter beschikking gesteld worden
van de bevolking binnen het gebied van het Generalgouvernement. Voor
het gebruik van vrijgegeven koren tot andere doeleinden, dan tot het
vervaardigen van brood, is in elk afzonderlijk geval de goedkeuring der
centrale Oogstkommissie (Zentral-Erate-Kommissios) noodig.
§ 7.
Aan het Nationaal Hulp- en Voedingskomiteit verleen ik het uitsluite-
lijk recht de in beslag genomen stapels, ook uit den korenoogst van 1917,
en de mogelijke overschotten aan koren uit vroegere oogstjaren, tegen
een door mij vast te stellen eenheidsprijs op te koopen. De inbeslag-
neming wordt door dezen aankoop niet opgeheven.
§ 8.
Ik behoud mij het recht voor, desnoods een hoeveelheid van ten
hoogste 10.000 ton van het in beslag genomen koren toe te wijzen aan
de door mij aan te duiden belanghebbenden, ten einde er moutkoffie van
te maken.
§ 9.
a) Wie in beslag gesomen stapels onbevoegd van de hand doet of die
onbevoegd verwijdert uit de gemeente, waarin ze aangeslagen werden,
wie ze beschadigt, vernielt, verheelt, onbevoegd verwerkt, vervoedert of
anderszins verbruikt,
b) wie in beslag genomen stapels onbevoegd verkoopt, koopt, pandt,
verpandt of op eenige andere wijze vervreemdt of verwerft,
c) wie de verplichtingen onder § 5 dezer Verordening niet nakomt,
wordt met ten hoogste 5 jaar gevangenis of met ten hoogste 20.000 mark
boete gestraft; ook kunnen gevangenisstraf en boete tegelijk uit-
gesproken worden. De voorraden en inrichtingen, die voor strafbare
handelingen bestemd waren of gediend hebben, moeten verbeurd-
verklaard worden.
De poging tot overtreding is strafbaar.
Is de overtreding begaan met het opzet, daarmede een onveroorloofde
winst op te strijken, dan moet naast de gevangenisstraf ook een boete
worden uitgesproken, ten beloope van tienmaal den hoogsten prijs voor
elk kilogram koren of meel, dat het voorwerp van de overtreding uit-
maakt. De boete mag niet meer dan 20 000 mark en niet minder dan
25 mark bedragen. De verbeurdverklaarde stapels moeten, door tusschen-
komst van de provinciale Oogstkommissie, aan het bevoegd provinciaal
Komiteit worden toegewezen. Dit koren valt ook na de toewijzing onder
toepassing van de Verordeningen over de inbeslagneming. Het Komiteit
betaalt de verbeurdverklaarde waren aan de provinciale Oogstkommissie.
Deze stort het daarvoor ontvangen bedrag niet in de krijgsschatkist,
maar staat het af aan de bestendige afvaardigingen om het voor mensch¬
lievende doeleinden binnen de provincies te gebruiken.
De Duitsche krijgsbevelhebbers en krijgsrechtbanken zijn tot oordeel-
vellen bevoegd.
§ 10.
Het uitvaardigen van uitvoeringsbepalingen blijft voorbehouden.
Brussel, den19n Juli 1917.
Der Generalgourerneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
Arrete
concernant la saisie du blé.
§ ler.
Les blés de tout genre, c’est-à-dire le seigle, le froment et l’épeautre,
devant être récoltés en 1917 dans le territoire du Gouvernement général
sont, en vertu du présent arrêté, saisis, au profit de la population civile
dudit gouvernement, dès l’instant où ils soat fauchés et peu importe
qu'ils soient ou non mélangés à d’autres céréales. La saisie s'étend aussi
à la farise et aux produits des boulangeries et pâtisseries provenant
du blé saisi. La saisie de la paille est levée après le battage, celle du
son est levée dès que le blé est moulu.
La saisie porte aussi sur le blé et la farine provenant des récoltes
précédentes, notamment sur les quantités qui étaient destinées à l'ali¬
mentation du producteur et des personnes de son exploitation ou à
l'alimentation des animaux, et qui n’ont pas été utilisées à ces fins.
§ 2.
Excepté lorsque les dispositions du présent arrêté en décident autre¬
ment, il est défendu de modifier les stocks saisis ou d’en disposer par
convention ou contrat, saisie ou mise en gage.
§ 3.
Les détenteurs des stocks saisis oat le droit et l'obligation d'exécuter
tous les ouvrages nécessaires à la conservation de leurs produits; ils ont
le droit et l'obligation de procéder au battage.
§ 4.
Si les détenteurs n’exécutent pas, dans le délai fixé à cette fin par
l'autorité compétente, tels ouvrages nécessaires à la conservation de leurs
stocks, cette autorité pourra charger des tiers d’exécuter les ouvrages en
question aux frais des détenteurs. La même disposition s'applique à tout
détenteur qui ne procédera pas au battage dans le délai que la Commis-
sion provinciale de la récolte (Provinzial-Ernte-Kommission) compétente
lui aura prescrit.
§ 5.
Tout détenteur de blé saisi est tenu de déclarer, conformément à la
vérité, les stocks qui se trouvent en sa possession, les faits et circonstances
servant de base à la levée de saisie du blé destiné à son alimentation et
à celle des personnes de son exploitation, ainsi que les changements
survenant ultérieurement dans ces faits et circonstances.
§ 6.
Les stocks saisis seront achetés au comptant et mis à la disposition de
la population du Gouvernement général, sous la forme de pain, farine et
son. L’utilisation à d’autres fins qu’à celles de la panification, des quan¬
tités de blé pour lesquelles la saisie a été levée, sera soumise à l’autori¬
sation de la Commission centrale de la récolte (Zentral-Erate-Kommis-
sion), qui décidera pour chaque cas en particulier.
§ 7.
Le Comité natioaal de secours et d’alimentation obtient le droit
exclusif d'acheter les stocks saisis provenant de la récolte du blé de 1917
ainsi que les restaats des stocks non entièrement utilisés des récoltes
précédentes; l'achat se fera à un prix uniforme que je fixerai dans la
suite. Cet achat ne met pas fin à la saisie.
§ 8.
S'il y a lieu, j'ordonnerai qu'une partie du blé saisi, 10,000 tonnes au
plus, soit répartie entre les intéressés que je désignerai à cette fin, en
vue d’être utilisée à la fabrication du malt employé comme succédané
du café.
§ 9
a) Quiconque, sans y être autorisé, aura soustrait des stocks saisis ou
en aura fait sortir de la commune sur le territoire de laquelle ils sont
saisis, quiconque en aura détérioré, détruit, caché illicitement ou, sans
autorisation, en aura transformé, donné en nourriture au bétail ou
consommé,
5) quiconque, sans y être autorisé, aura vendu, acheté, saisi ou mis en
gage des stocks tombant sous l’application du présent arrété ou, sans
autorisation, aura conclu une convention quelconque en vue de s’en
dessaisir ou de les acquérir,
c) quiconque aura enfreint les obligations qui lui sont imposées par le
§ 5 du présent arrêté,
sera puni d’un emprisonnement de 5 ans au plus ou d'une amende
pouvant atteindre 20,000 marcs; l'emprisonnement et l'amende pourront
aussi être réunis. Les stocks et installations destinés à former ou ayant
formé l'objet de l'infraction seront confisqués.
Toute tentative est punissable.
Si l'infraction a été commise dans l'intention de réaliser un gain illicite,
on appliquera une peine d'emprisonnement et une amende qui sera fixée
au décuple du prix maximum pour chaque kilogramme de blé ou de
farine formant l'objet de l’infraction. L’amende ne dépassera pas le
montant de 20,000 marcs et ne sera pas inférieure à 25 marcs. Les
stocks confisqués seront livrés au Comité provincial compétent, par
l'entremise de la Commission proviaciale de la récolte. Le blé ainsi livré
reste soumis à l'application des arrêtés relatifs à la saisie. Le payement
des marchandises confisquées se fera par le Comité à la Commission
provinciale de la récolte. Les fonds ainsi reçus ne seront pas versés à la
Trésorerie militaire; ils seront remis à la Députation permanente compé¬
tente, afin d’être utilisés dans la province au profit d’œuvres de bien¬
faisance.
Les commandants et tribunaux militaires connaîtront des infractions
au présent arrêté.
§ 10.
Je me réserve de prendre des dispositions réglementaires en vue
d'assurer l'exécution du présent arrêté.
Bruxelles, le 19 juillet 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
|
