| Full text |
e
t.
Verordnung
betreffend den Ankauf der noch vorhandenen
Bestände an Brotgetreide und Mehl aus dem
Erntejahr 1917 und aus früheren Ernte-
jahren.
§ 1.
Alle Landwirte haben ihr Brotgetreide bis zum 15. Februar
auszudreschen und zur Verfügung der Aufkäufer des Comité National
zu halten.
§ 2.
Das Comité National ist verpflichtet, alles noch in den Häsden der
Landwirte befindliche Getreide und Mehl aus der Ernte 1917 und aus
früheren Eratejahren, sofern es nicht für den eigenen Bedarf frei-
gegeben ist, bis zum 28. Februar aufzukaufen und an seise Lagerplätze
und Mühlen abzuführen und zu lagern.
In allen Fällen, in denen der Aufkauf oder die Abfuhr durch das
Comité National nicht bis zum 28. Februar erfolgt ist, haben die
Besitzer alle noch in ihrem Gewahrsam befindlichen oder anderweitig
vos ihnen untergebrachten oben bezeichneten Vorräte bis zum 15. März
dem Bürgermeister ihrer Gemeinde schriftlich anzumelden. Dieser hat
die Anmeldung spätestens am 16. März der zuständigen Provinzial-
Erate-Kommission weiterzugeben.
§ 3.
Brotgetreide, das nach dem 15. Februar nicht ausgedroschen ist, oder
Brotgetreide und Mehl, das nach dem 15. März nicht abgeliefert oder
angemeldet ist, wird ohne Eatgelt eisgezogen, sofern es nicht für den
eigenen Bedarf des Landwirtes freigegeben ist.
Die Einziehung erfolgt durch den Vorsitzenden der Provinzial-Ernte
Kommission. Das eisgezogene Getreide und Mehl wird dem Comité
National überwiesen.
Das Comité National hat die eingezogenen Bestände unter Zugrunde-
legung der jeweiligen Höchstpreise zu bezahlen. Das dabei zur Aus-
ahlung gelangende Geld ist durch den Vorsitzende a der Provinzial-
Ernte Kommission den ständigen Ausschüssen zur Verwendung für
Wohlfahrtszwecke innerhalb der Provinzen zuzuführen.
Die Bewirtschaftung des eingezogenen Getreides und Mehles erfolgt
in der Weise, wie wenn diese Bestäsde vom Comité National beim
Landwirt gekauft wären.
§ 4.
Dem Vorsitzenden der Provinzial-Ernte-Kommission steht das Recht
zu, zur Durchführung dieser Verordnung geeignete Anordnungen und
Anweisungen zu erlassen.
§ 5.
Wer den Bestimmungen des § 1 und des § 2 Absatz 2 Satz 1 sowie
den in Gemässheit des § 4 dieser Verordnung erlassenen Anordnungen
und Anweisungen des Vorsitzenden der Provinzial-Erste-Kommission
nicht Folge leistet, wird mit Gefängais bis zu 5 Jahren oder mit einer
Geldstrafe bis zu 20 000 M. bestraft. Auch kann auf Gefängnis neben
der Geldstrafe erkannt werden. Ebenso sind die den Gegenstand der
strafbaren Handlung bildenden Mehl-bzw. Getreidevorräte einzuziehen,
soweit die Einziehung nicht bereits gemäss § 3 im Verwaltungswege
erfolgt ist.
Ist die Zuwiderhandlung in der Absicht begangen, einen unzulässigen
Vermögensgewinn zu erzielen, so ist auf Freiheitsstrafe und auf eine
Geldstrafe zu erkennen, die für jedes kg Brotgetreide oder Mehl, das den
Gegenstand der Zuwiderhandlung bildet, das Zehnfache des Höchst-
preises beträgt. Die Geldstrafe darf den in Absatz 1 festgesetzten Betrag
von 20 000 M. nicht überschreiten und soll mindesteas 25 M. betragen.
Mit dem gerichtlich eingezogenen Getreide bzw. Mehl ist in Gemässheit
des § 3 zu verfahren.
Alle bisher von den Provinzial-Ernte-Kommissionen und den Kreis-
ehefs festgesetzten Ausdrusch- und Lieferungstermine bleiben bestehen,
sofern sie nicht auf einen späteren Tag als die entsprechenden Termine
dieser Verordnung fallen.
Brüssel, den 20. Dezember 1917.
(Staatsdruckerei N 1397.)
Verordening
betreffende den aankoop van de nog voor-
handen zijnde voorraden aan koren en meel
uit het oogstjaar 1917 en uit vroegere
oogstjaren.
Der Generalgourerneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
Z E. K. 6376/17.
Al de landbouwers moeten hua koren ten laatste op 15 Februari
uitgedorscht hebben en het ter beschikkiag houden van de opkoopers
van het Nationaal Komiteit.
§ 2.
Het Nationaal Komiteit is verplicht al het koren en meel van den
oogst van 1917 en van vroegere oogstjaren, dat nog in handen is van de
landbouwers en niet voor eigen verbruik afgestaan werd, ten laatste op
28 Februari op te koopen, het naar de bergplaatsen en molens te ver-
voeren en het op te stapelen.
Ingeval het Nationaal Komiteit ten laatste op 28 Februari niet tot den
aankoop of het vervoer is overgegaan, moeten de eigenaars al de hier-
voren bedoelde voorraden, die zij nog in hun bezit of elders onder-
gebracht hebben, ten laatste op 15 Maart bij den burgemeester van hun
gemeente schriftelijk aangeven. De burgemeester moet de aangiften ten
laatste op 16 Maart aan de bevoegde « Provinzial-Ernte-Kommission »
(provinciale Oogstkommissie) overmaken.
Koren, dat na 15 Februari niet uitgedorscht is, of koren en meel, dat
na 15 Maart niet afgeleverd of aangegeven is, wordt, zoover het niet
voor het eigen verbruik van den landbouwer afgestaan werd, zonder
schadeloosstelling verbeurdverklaard.
De voorzitter van de provinciale Oogstkommissie spreekt de verbeurd-
verklaring uit. Verbeurdverklaard koren en meel wordt aan het Natio-
naal Komiteit toegekend.
Het Nationaal Komiteit moet de verbeurdverklaarde stapels betalen,
rekening houdende met de geldende hoogste prijzen. De daarvoor
betaalde sommen zullen door den voorzitter der provinciale Oogstkom-
missie aan de bestendige afvaardigingen, voor liefdadige werken binnen
de provincies, overgemaakt worden.
Met verbeurdverklaarde stapels koren en meel zal op dezelfde wijze
worden te werk gegaan, alsof die stapels door het Nationaal Komiteit bij
den landbeuwer aangekocht waren.
§ I.
De voorzitter van de provinciale Oogstkommissie is gemachtigd, met
het oog op de uitvoering van deze verordening, geschikte onderrichtingen
en aanwijzingen uit te vaardigen.
§ 8.
Wie de bepalingen van § 1 en van § 2, lid 2, 1e zin, alsmede de over-
eenkomstig § 4 dezer verordeniag uitgevaardigde onderrichtingen en
aanwijzingen van den voorzitter der provinciale Oogstkommissie over-
treedt, wordt gestraft met ten hoogste 5 jaar gevangenis of met ten
hoogste 20.000 mark boete. Ook kunsen gevangenisstraf en geldboete te
gelijker tijd worden uitgesproken. Bovendien moeten de meel- of koren-
stapels, die het voorwerp van de strafbare handeling uitmaken,
verbeurdverklaard worden, zoover de verbeurdverklaring niet reeds van
ambtswege is geschied overeenkomstig § 3.
Is de overtreding begaan met het inzicht een ongeoorloofde winst op
te strijken, zoo moet met de gevangenisstraf ook een geldboete worden
uitgesproken, die voor ieder kg. kores of meel, dat het voorwerp der
overtredi g uitmaakl, het tienvoud van den hoogsten prijs bedraagt. De
geldboete mag niet meer dan het in het 1e lid bepaalde bedrag van
20.000 mark, en niet minder dan 25 mark beloopen. Het koren of het
meel, dat gerechtelijk verbeurdverklaard is, is te gebruiken zooals in § 3
is aangegeven.
§ 6.
Al de dorsch- en leveringstermijnen, die vroeger door de provinciale
Oogstkommissies en door de « Kreischefs » vastgesteld werden, blijven
bestaan, indien zij niet na de bij deze verordening bepaalde termijnen
vallen.
Brussel, den 20» December 1917.
Arrete
concernant l'achat des stocks de blé et de
farine de la récolte de 1917 et des récoltes
précédentes.
§ 1er.
Tous les agriculteurs doivent battre leur blé avant le 15 février 1918
et le tenir à la disposition des acheteurs du Comité national.
§ 2.
Le Comité national est tenu d’acheter au plus tard le 28 février
prochain, de transporter à ses magasins de dépôt et à ses moulins et d’y
emmagasiner tous les stocks de blé et de farine de la récolte de 1917 ou
des récoltes précédentes, qui sont encore détenus par les agriculteurs,
sauf les quantités réservées régulièrement à l’alimentation personnelle
des détenteurs.
Dans tous les cas où soit l’achat, soit le transport par le Comité
national n'aura pas eu lieu au plus tard le 28 février prochain, les
possesseurs devront déclarer par écrit, au plus tard le 15 mars prochain,
au bourgmestre de leur commune, les stocks qu'ils détiennent chez eux
ou qu'ils ont emmagasinés ailleurs. Le bourgmestre devra transmettre
ladite déclaration au plus tard le 16 mars prochain à la « Provinzial¬
Ernte-Kommission » (Commission proviaciale de la réeolte) compétente.
§ 3.
Le blé qui n'aurait pas été battu au plus tard le 15 février prochain
de même que les stocks de blé et de farine qui n’auraient pas été livrés
ou déclarés le 15 mars prochain au plus tard, à moins de constituer la
réserve régulièrement destinée à l’alimentation personnelle de l’agricul¬
teur, seront confisqués sans indemnité.
La confiscation sera ordonnée par le président de la « Provinzial-Ernte¬
Kommission ». Les stocks confisqués de blé et de farine seront cédés au
Comité national.
Le Comité national devra payer les stocks confisqués, en tenant compte
des prix maxima en vigueur. L'argent versé à cette occasion sera, par
l'entremise du président de la « Proviszial-Ernte-Kommission », remis
aux Députations permanentes, au profit des œuvres de biesfaisance de la
province.
L'utilisatioa économique des stocks confisqués de blé et de farine se
fera absolument comme si le Comité national avait acheté lesdits stocks
à l'agriculteur.
§ 1.
Le président de la « Provinzial-Ernte-Kommission » a le droit de
donner les ordres et les prescriptions nécessaires en vue de l’application
du présent arrété.
§ 5.
Quiconque aura enfreint les dispositions du § 1er et de la 1re phrase
du 2e alinéa du § 2 ainsi que les ordres et instructions donnés par le
président de la « Provinzial-Ernte-Kommission » en vertu du § 4 du
présent arrêté, sera pusi d'un emprisonnement de 5 ans au plus ou d'une
amende pouvant atteindre 20.000 marcs. En outre, la peine d’empri¬
sonmement pourra être réunie à l'amende. Les stocks de blé ou de farine
ayamt formé l'objet de l'infraction seront confisqués, si la confiscation
n'en a pas été faite préalablement par voie administrative en vertu du
§ 3 précédent.
Si l'infraction a été commise en vue de réaliser un gain illicite, la
peime encourue comprendra, outre l'emprisonnement, une amende qui
équivaudra, pour chaque kg. de blé ou de farine ayant formé l'objet de
l'infraction, au décuple du prix maximum. Le montant de cette amende
ne pourra cependant pas dépasser la somme de 20.000 marcs fixée au
er alinéa; il ne pourra, d’autre part, être inférieur à 25 marcs. Quant
aux stocks de blé ou de farine cosfisqués par voie judiciaire, il en sera
disposé conformément au § 3 du présent arrêté.
§ 6.
Tous les délais de battage et de livraison prescrits jusqu'à présent pa
les « Provinzial-Ernte-Kommissionen » et les « Kreischefs » (chefs
d'arrondissement) restent en vigueur, à moins qu'ils se prennent fin à
une date postérieure aux délais corresposdants établis par le préses
arrêté.
Bruxelles, le 20 décembre 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHA
Generaloberst.
EN,
|
