| Full text |
eroranung
betreffend die Erweiterung der Strafbestim¬
mungen der kriegswirtschaftlichen Verord-
nungen.
Artikel 1.
Die Strafbarkeit wegen Zuwiderhandlungen gegen die bestehenden
Verordnungen, betreffend die Bestandsaufnahme, Beschlagnahme oder
Enteignung von mineralischen, tierischen und pflanzlichen Rohstoffen,
Halb- und Fertigfabrikaten und deren Abfälle, wird auf sämtliche
Fälle des fahrlässigen Handelns ausgedehnt, mit der Massgabe, dass
allgemein bei Zuwiderhandlungen gegen die Eingangs erwähnten
Verordnungen die Einziehung des Gegenstandes, auf den sich die
strafbare Handlung bezog, zulässig ist.
Bei vorsätzlichen Zuwiderhandlungen ist neben der zulässigen Geld-
strafe stets auf Einziehung und auf Freiheitsstrafe zu erkennen.
Artikel 2.
Falls dem Eigentümer, Verwahrer oder Lagerer von Waren, die von
einer der im Artikel 1 genannten Verordnungen ergriffen sind, Waren
abhanden kommen oder beschädigt werden, ist er wegen Verletzung der
ihm obliegenden Verwahrungs- oder Fürsorgepflicht nach dem Strafsatz
der einschlägigen Verordsung zu bestrafen, insofern er nicht nachweist,
dass er bezüglich der in Frage kommenden Waren alles veranlasst hat,
um deren Verlust oder Beschädigung zu verhindern. Neben der Strafe
ist auf eine Busse (Schadenersatz) bis zum Fünffachen des Friedenswertes
der abhanden gekommenen oder beschädigten Waren zu erkennen.
Für die Strafe und Busse haften neben dem Vermögen des Beschul-
digten die ihm aus dem Diebstahl oder der Beschädigung gegen Dritte
erwachsenen Schadenersatz- und Versicherungsansprüche, mit der
Massgabe, dass in sie unmittelbar vollstreckt werden kann.
Die Beitreibung der Strafe und Busse erfolgt durch die zuständigen
Militärgerichte und Militärbehörden.
Artikel 3.
Soweit ein Beschuldigter gegenüber einer ihm zur Last gelegter
Zuwiderhandlung gegen die im Artikel 1 genannten Verordnungen sich
darauf beruft, dass es sich um verordnungsmässig freigegebene oder in
den Etappen freigegebene und ausgeführte Bestände handelt, ist er
hierfür beweispflichtig.
Brüssel, den 17. Juni 1917.
(Staatsdruckerei N 1000.)
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
C. C. IV A 20641.
Bekanntmachung
4 Auf Grund meiner Verordnung vom 8. Juli
1916, betreffend die Ernte-Kommissionen,
sowie der dazu am 8. Juli 1916 erlassenen
Ausführungsbestimmungen habe ich auf Vor¬
schlag der Zentral-Ernte-Kommission die
Höchstpreise für den Verkauf von erdrosche-
nem Brotgetreide, Mehl, Kleie und Brot bis
auf weiteres wie folgt festgesetzt :
für 100 kg
Für Weizen, ab Lager oder
Mühle geliefert
.Franken 50.21
» Roggen,
» 30.03
Mengekorn,
» 30.12
D
» ungeschälten Spelz,
» 27.14
Kleie, ab Mühlegeliefert,
» 21.50
Weizenmehl, den Bäckern
oder Verbrauch. geliefert.
56.67
» Roggenmehl,
D
»35.87
» Mengekoramehl, »
» 35.96
für 1 kg
» Weizenbrot, den Verbrau-
chern geliefert
-.50
Diese Höchstpreise treten am 16. Juli
d. J. in Kraft.
Den Provinzial-Ernte-Kommissionen wird
die Befugnis erteilt, für den Bezirk einzelner
Gemeinden, auf Antrag oder nach Anhörung
der Bürgermeister, je einen niedrigeren
Höchstpreis für Brot, zu dessen Zubereitung
Roggenmehl verwandt wird, festzusetzen.
Für die Verkäufe der Erzeuger von Brot-
getreide an das Comité National de Secours et
d'Alimentation bleiben die in den Ausführungs-
bestimmungen zu der Verordnung, betreffend
die Ernte-Kommissionen, vom 8. Juli 1916
festgesetzten Höchstpreise in Geltung.
Brüssel, den 26. Juni 1917. (Staatsdruckerei N1014.)
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr voN FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
verordening
houdende uitbreiding van de strafbepalingen
der in verband met de oorlogsekonomie
uitgevaardigde Verordeningen.
Artikel 1.
De overtredingen van de bestaande Verordeningen, betreffende de
stapelopneming, de inbeslagneming of de onteigening van minerale,
dierlijke en plantaardige grondstoffen, halfafgewerkte en afgewerkte
voortbrengselen en den afval er van, zijn in dier voege strafbaar
gemaakt, dat de verbeurdverklaring van het voorwerp, waarop de straf-
bare handeling betrekking heeft, ook toegelaten is in al de gevallen
waarin de overtreding aan nalatigheid is toe te schrijven.
In geval van opzettelijke overtreding moet steeds, desvoorkomend
naast een boete, de verbeurdverklaring en een gevangenisstraf uitge-
sproken worden.
Artikel 2.
Ingeval waren, die onder toepassing vallen van een der in artikel 4
genoemde Verordeningen, bij den eigenaar, bewaarder of bergplaats-
houder ontvreemd of beschadigd worden, is de betrokken eigenaar
bewaarder of bergplaatshouder wegens tekortkoming aan de verplich-
ting, de waar regelmatig te bewaren en zorgvuldig te behandelen,
strafbaar krachtens de strafbepaling van de in aanmerking komende
Verordening, tenzij hij kan bewijzen, dat hij alles in het werk heeft
gesteld om het verlies of de beschadiging van de waar te verhinderen.
Naast de straf moet ook een vergoeding (schadeloosstelling) worden uit-
gesproken van ten hoogste vijfmaal de waarde, berekend op den
vredesprijs van de ontvreemde of beschadigde waar.
De rechten op schadeloosstelling en op verzekering, die de beschul-
digde wegens diefstal of beschadiging van de waar tegenover derden
kan doen gelden, zijn, naast zijn vermogen, borg voor de volvoering van
de straf en voor de betaling van de vergoeding, en wel in dier voege, dat
straf en vergoeding onmiddellijk door middel van bedoelde rechten
kunnen worden vereffend.
De bevoegde krijgsrechtbanken en krijgsoverheden zijn belast met
het invorderen van straf en vergoeding.
Artikel 3.
Bijaldien een beschuldigde zich ten aanzien van een hem ten laste
gelegde overtreding van de in artikel 1 genoemde Verordeningen er op
beroept, dat de waar, die het voorwerp van de hem ten laste gelegde
overtreding uitmaakt, krachtens een Verordening vrijverklaard of in de
Etappen vrijverklaard en daaruit ingevoerd is, moet hij daarvan de
bewijzen kunnen leveren.
Brussel, den 171 Juni 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
Dekendmaking
Op grond mijner Verordening van 8 Juli
1916 betreffende de Oogstkommissies, evenals
der uitvoerisgsbepalingen van 8 Juli 1916 tot
deze Verordening, heb ik, op voorstel der
Centrale Oogstkommissie (Zentral-Ernte-Kom¬
mission), de hoogste prijzen voor den verkoop
van gedorscht koren, meel, zemelen en brood
voorshands als volgt vastgesteld :
voor tarwe uit stapelplaats of per 100 kgr.
molen geleverd
fr. 50.21
»
rogge
9
» 30.03
» masteluin »
30.12
» ongepelde spelt
27.14
zemelen uit den molen gele¬
verd.
» 21.50
tarwemeel aan bakkers of
verbruikers geleverd
5667
» roggemeel
» 35.87
» masteluinmeel
D
35.96
D
per kgr.
tarwebrood aan verbruikers
geleverd
50
Deze hoogste prijzen worden op 16 Juli
1917 van kracht.
De Provinciale Oogstkommissies (Provinzial¬
Ernte-Kommissionen) zijn bevoegd, voor de
omschrijving van afzonderlijke gemeenten,
op verzoek of na raadpleging van de burge-
meesters, telkens een lageren hoogsten prijs
voor brood, tot het bereiden waarvan rogge¬
meel wordt gebruikt, vast te stellen.
Voor den verkoop van koren door de voort-
brengers aan het Nationaal Hulp- en Voedings-
komiteit, blijven de hoogste prijzen, vastgesteld
in de uitvoeringsbepalingen tot de Verordening
van 8 Juli 1916, betreffende de Oogstkom-
missies, van kracht.
Brussel, den 26° Juni 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr voN FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
Arrete
étendant l'application des dispositions pénales
des arrêtés pris au point de vue économique
à la suite de l'état de guerre.
Article 1er.
Les peines prévues en cas d'infraction aux arrêtés en vigueur concer¬
nant le relevé, la saisie ou l’expropriation des matières premières miné-
rales, animales et végétales, de leurs produits mi-finis et finis ainsi que
des déchets, sont, par extension, rendues applicables de telle manière
que, dans tous les cas où il y aura eu négligence lors d'une infraction
quelconque aux arrêtés visés ci-dessus, la confiscation de la chose qui
aura formé l'objet de l'infraction puisse être prononcée.
Lorsque l’infraction aura été commise volontairement, on devra
toujours prononcer, outre l’amende prévue, la confiscation et une peine
d'emprisonnement.
Article 2.
Si des marchandises visées par un des arrêtés prévus à l’article ler
disparaissent ou sont détériorées, leur propriétaire, leur gardien ou leur
dépositaire devra, pour avoir enfreint l’obligation lui imposée de garder
la marchandise avec soin, être puni des peines comminées par l’arrêté
régissant la matière, à moins qu'il ne puisse établir qu'il a fait le néces¬
saire pour empêcher la perte ou la détérioration des marchandises en
question. En plus de la peine qui sera prononcée, il sera condamné à
payer une indemnité (dommages-intérêts) pouvant aller jusqu'au
quintuple de la valeur, en temps de paix, des marchandises disparues ou
détériorées.
L'amende et l'indemnité seront récupérables non seulement sur les
biens de l'inculpé, mais aussi sur les dommages-intérêts et sur l'indem¬
nité d’assurance que l’inculpé serait en droit de faire valoir envers des
tiers, du chef de vol ou de détérioration; le recouvrement desdits dom¬
mages-intérêts et de l'indemnité d'assurance se fera directement.
Le recouvrement de l'amende et de l’indemnité prévue au 1er alinéa
du présent article se fera par les tribunaux et autorités militaires com¬
pétents.
Article 3.
Si un inculpé, accusé d’avoir commis une infraction à un des arrêtés
nommés à l'article 1er invoque à sa décharge qu’il s’agit de stocks
exemptés de la saisie par des arrêtés ou qui, ayant été exemptés dans
le territoire des étapes, en ont été exportés, il devra fournir la preuve
de cette assertion.
Bruxelles, le 17 juin 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
AVIS
Comme suite à mon arrêté du 8 juillet 1916,
concernant les Commissions de la récolte
(Ernte-Kommissionen), et aux dispositions
réglementaires du 8 juillet 1916 dudit arrêté,
j'ai, sur la proposition de la Commission
centrale de la récolte (Zentral-Ernte-Kom¬
mission), fixé, jusqu'à nouvel avis, les prix
maxima suivants, applicables aux ventes de
blé battu, farine, son et pain :
les 100 kg.
froment pris au dépôt ou au moulin. fr. 50.21
seigle
D
30.03
méteil
30.12
épeautre non pelé
» 27.14
son pris au moulin
21.50
farine de froment livrée aux bou¬
langers ou aux consommateurs. » 56.67
farine de seigle »
35.87
farine de méteil »
35.96
le kg.
pain de froment livré aux consom¬
mateurs.
.50
Ces prix maxima entreront en vigueur le
16 juillet 1917.
Les Commissions provinciales de la récolte
(Provinzial-Ernte-Kommissionen) auront le
droit, dans certaines communes, sur la
demande du bourgmestre ou après avoir
entendu ce dernier, d'abaisser le prix maxi¬
mum du pain contenant de la farine de seigle.
Pour le blé vendu par les producteurs au
Comité national de secours et d'alimentation,
les prix maxima déterminés dans les disposi¬
tions réglementaires de l'arrêté du 8 juil¬
let 1916, concernant les Commissions de lal
récolte, restent en vigueur.
Bruxelles, le 26 juin 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr vor FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
|
