| Full text |
betreffend die
betreffende het te keer gaan
pris en vue d'empêcher la vente
Bekämpfung des Fleischwuchers.
van den woekerhandel in vleesch.
de la viande à des prix usuraires.
1.
Der Verkauf von Fleisch oder Fleischwaren
zu unverhältnismässig hohen Preisen gilt als
Ausbeutung des Publikums im Sinne der
Verordnung vom 23. September 1916 über
den Vertrieb inländischer Lebens- und Futter-
mittel.
Als unverhältnismässig hohe Fleischpreise
sind solche anzusehen, die in keinem richtigen
Verhältnis zu dem als angemessen zu betrach-
tenden Durchschnitts-Viehpreise stehen oder
diejenigen Durchschnitts-Fleischpreise erheb
lich übersteigen, die am Verkaufsort oder in
der Verkaufsgegend bezahlt werden.
Het verkoopen van vleesch of van vleesch-
waren tegen buitensporige prijzen wordt
beschouwd als zijnde uitbuiting van de
bevolking in den zin der Verordening van
23 September 1916, betreffende den verkoop
van inlandsche levensmiddelen en voeder¬
stoffen.
Als buitensporig aan te rekenen zijn vleesch-
prijzen, die in geen redematige verhouding
staan tot den als billijk te beschouwen gemid-
delden prijs van het vee, of die de gemiddelde
prijzen, welke ter plaatse of in de streek voor
vleesch betaald worden, aanzienlijk over-
treffen.
2.
In allen Fleischverkaufsstellen sind die Ver-
kaufspreise für Fleisch und Fleischwaren
durch leicht sichtbare und lesbare Anschläge
im Schaufenster oder am Eingang und im
Innern des Geschäftes bekannt zu geben.
Zuwiderhandlungen gegen diese Bestim-
mung werden mit Gefängnis bis zu 6 Monaten
und Geldstrafe bis zu 10 000 Mark oder mit
einer dieser Strafen bestraft.
In alle verkooplokalen van vleesch moeten
de prijzen van het vleesch en de vleesch¬
waren door in het oog vallende en leesbare
opschriften in het uitstalraam of bij den
ingang en in het lokaal zelf bekend gemaakt
worden.
Zuständig sind die Militärgerichte und die
Militärbefehlshaber.
Overtredingen van deze bepaling worden
met ten hoogste 6 maand gevangenis of met
ten hoogste 10.000 mark boete of met een
van deze beide straffen gestraft.
De krijgsrechtbanken en de krijgsbevel-
hebbers zijn tot oordeelvellen bevoegd.
Brüssel, den 7. Mai 1917
(Staatsdr. — Nr. 908.)
Brussel, den 7° Mei 1917.
C. C. VII 3053.
Der Generalgouverneur in Belgien
Freiherr vor FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
Der Generalgouverneur in Belgien
Freiherr voN FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
Bekanntmachung
Bekendmaking
Im Anschluss an die vorstehende Verordnung des Herrn General-
gouverneurs wird hiermit der Wortlaut der Verordnung vom 23. Sep-
tember 1916 über den Vertrieb inländischer Lebens- und Futtermittel
mit dem Beifügen nochmals bekannt gegeben, dass die Präsidenten der
Zivilverwaltungen von den ihnen in dieser Verordnung übertragenen
Befugnissen nachdrücklich Gebrauch machen werden.
Brüssel, den 8. Mai 1917.
C. C. VII 3053.
Der Verwaltungschef
bei dem Generalgouverneur in Belgien
Dr. VON SANDT.
Verordnung
über den Vertrieb inländischer Lebens-
und Futtermittel.
Artikel 1.
Die Präsidenten der Zivilverwaltung der Provinzen sind berechtigt,
Geschäftsbetriebe von Einzelpersonen, juristischen Personen, Gesell-
schaften, Genossenschaften oder Vereinen, welche inländische Lebens-
und Futtermittel vertreiben, zeitweise oder dauernd zu schliessen, wenn
diese das Publikum ausbeuten oder zwecks Preistreibungen Vorräte
vom Verkauf zurückhalten, wenn sie gewisse Bevölkerungsklassen oder
einzelne Personen vom Bezug der Waren ohne berechtigten Grund
ausschliessen oder hierbei bevorzugen oder sonst dem allgemeinen
Interesse zuwiderhandeln. Gegen die Entscheidungen der Präsidenten
der Zivilverwaltungen ist die Beschwerde an den Verwaltungschef bei
dem Generalgouverneur zulässig. Der Verwaltungschef entscheidet end-
gültig.
Artikel 2.
Wird ein Geschäftsbetrieb gemäss Artikel 1 geschlossen, so können
die in ihm vorhandenen Vorräte an Lebens- und Futtermitteln von den
Präsidenten der Zivilverwaltungen zwecks Verwertung für die Zivil-
bevölkerung in Belgien enteignet werden. Der Verkauf erfolgt für
Rechnung und auf Kosten des Inhabers des geschlossenen Geschäfts-
betriebes. Diesem ist der nach Abzug der Kosten der Verwertung
verbleibende Erlös auszuhändigen.
In aansluiting vorenstaande Verordening van den Heer General-
Gouverneur wordt hieybij de Verordening van 23 September 1916,
betreffende den verkoop van inlandsche levensmiddelen en voederstoffen,
nogmaals afgekondigd. Er zij tevens bijgevoegd, dat de Voorzitters van
het burgerlijk bestuur (Präsidenten der Zivilverwaltungen) van de hun
in deze Verordening toegekende bevoegdheden streng gebruik zullen
maken.
Brussel, den 8n Mei 1917.
Der Verwaltungschef
bei dem General-Gouverneur in Belgien
Dr. VON SANDT.
Verordening
betreffende
den verkoop van inlandsche levensmiddelen
en voederstoffen.
Artikel 1.
De Voorzitters van het burgerlijk bestuur der provincies (Präsidenten
der Zivilverwaltung) zijn gerechtigd, zakenbedrijven van bijzonderen,
rechtspersonen, vennootschappen, samenwerkende maatschappijen of
bonden, welke inlandsche levensmiddelen en voederstoffen verkoopen,
tijdelijk of voor goed te sluiten, indien deze de bevolking uitbuiten of,
om de prijzen op te jagen, voorraden uit den handel achterhouden,
indien zij zekere klassen der bevolking of zekere personen, zonder
gegronde reden, van den warenaankoop uitsluiten of daarbij bevoor-
deeligen, of anderszins tegen het belang van ’t algemeen handelen. De
belanghebbenden kunnen tegen de beslissingen der Voorzitters van het
burgerlijk bestuur verzet aanteekenen bij het Hoofd van het burgerlijk
bestuur (Verwaltungschef) bij den General-Gouverneur. De uitspraak
van het Hoofd van het burgerlijk bestuur is beslissend.
Artikel 2.
Artikel 3.
Die Präsidenten der Zivilverwaltungen, die Zivilkommissare bei den
Kreischefs oder die von ihnen Beauftragten haben das Recht, jederzeit
in Geschäfts- und sonstigen Räumen der beteiligten Betriebe Feststel-
lungen zu machen, insbesondere Bücher und Geschäftspapiere einzusehen,
sowie den Sitzungen der Organe von juristischen Persones, Gesellschaften,
Genossenschaften oder Vereinen der in Artikel 1 erwähnten Art beizu-
wohnen.
Artikel 4.
Wer den auf Grund der Artikel 1—3 von den Präsidenten der Zivil-
verwaltungen oder den Zivilkommissaren bei den Kreischefs oder
ihren Beauftragten getroffenen Anordnungen zuwiderhandelt, wird mit
Gefängnis bis zu 1 Jahr und mit Geldstrafe bis zu 20 000 Mark oder
mit einer dieser Strafen bestraft. Zuständig sind die deutschen Militär-
gerichte und Militärbefehlshaber.
Wordt een zakenbedrijf krachtens artikel 1 gesloten, zoo kunnen de
aldaar voorhanden voorraden levensmiddelen en voederstoffen door
de Voorzitters van het burgerlijk bestuur, ten bate der burgerlijke
bevolking in Belgié, onteigend worden. De verkoop er van geschiedt
voor rekening en op kosten van den houder der gesloten zaak. Deze ont-
vangt de opbrengst van den verkoop, na aftrek van de onkosten.
Artikel 3.
De Voorzitters van het burgerlijk bestuur, de burgerlijke Kommissa-
rissen (Zivilkommissare) bij de «Kreischefs» of hun lasthebbers zijn
gerechtigd, te allen tijde in bedrijfs- en andere lokalen der belang-
hebbende zakenhuizen vaststellingen te doen, inzonderheid de boeken en
de zakenpapieren in te zien, evenals de vergaderingen van de in artikel 1
bedoelde rechtspersonen, vennootschappen, samenwerkende maat-
schappijen of bonden bij te wonen.
Artikel 4.
Artikel 5.
Diese Verordnung findet auf das Comité National de Secours et
d'Alimentation keine Anwendung.
Artikel 6.
Der Verwaltungschef wird mit der Durchführung der Verordnung
beauftragt.
Brüssel, den 23. September 1916.
Staatsdr. — Nr. 590.
Der Generalgouverneur in Belgien
Freiherr voN BISSING,
Generaloberst.
C. C. V. 9648.
Al wie de op grond van artikel 1 tot 3 door de Voorzitters van het
burgerlijk bestuur of door de burgerlijke Kommissarissen bij de « Kreis-
chefs » of door hun lasthebbers uitgevaardigde bevelen overtreedt,
wordt gestraft met ten hoogste één jaar gevangenis en met ten hoogste
20 000 mark boete of met een van beide straffen. De Duitsche krijgs-
rechtbanken en krijgsbevelhebbers zijn tot oordeelvellen bevoegd.
Artikel 5.
Deze Verordening is niet van toepassing op het Nationaal Hulp- en
Voedingskomiteit.
Artikel 6.
Het Hoofd van het burgerlijk bestuur is met de uitvoering dezer
Verordening belast.
Brussel, den 23» September 1916.
Der Generalgouverneur in Belgien
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
La vente de la viande ou des produits à base
de viande (saucissons, etc.) à des prix anorma¬
lement élevés constitue une exploitation du
public aux termes de l’arrêté du 23 septem¬
bre 1916, concernant la vente de vivres et de
fourrages de provenance indigène.
Les prix de vente de la viande sont réputés
anormalement élevés lorsqu'ils sont hors de
proportion avec le prix moyen devant être
considéré comme prix équitable du bétail, ou
lorsqu'ils dépassent de beaucoup les prix
moyens payés pour la viande dans la localité
ou la région où la vente s’effectue.
Les prix de vente de la viande et des pro¬
duits à base de viande (saucissons, etc.)
devront être affichés bien en vue et de façon
très lisible tant à la vitrine ou à l'entrée qu'à
l'intérieur de tous les lieux de vente.
Les infractions aux présentes dispositions
seront punies soit d’un emprisonnement de
6 mois au plus et d'une amende pouvant
atteindre 10.000 marcs, soit de l'ane de ces
deux peines à l'exclusion de l'autre.
Les tribunaux et commandants militaires
sont compétents pour juger lesdites infrac-
tions.
Bruxelles, le 7 mai 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien
Freiherr voN FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
AIS
Ensuite de l'arrêté précédent de Son Excellence M. le Gouverneur
général, le texte de l'arrêté du 23 septembre 1916 concernant la vente
de vivres et de fourrages de provenance indigène est reproduit ci-après.
Les intéressés sont prévenus que les Présidents de l’Administration
civile exerceront rigoureusement les pouvoirs qui leur sont délégués
par ce dernier arrêté.
Bruxelles, le 8 mai 1917.
Der Verwaltungschef
bei dem Generalgouverneur in Belgien
Dr. VON SANDT.
Arrete
concernant la vente de vivres et de fourrages
de provenance indigène.
Article 1er,
Les Présidents des Administrations civiles (Präsidenten der Zivilver-
verwaltung) des provinces ont le droit de fermer définitivement ou tem-
porairement les entreprises vendant des vivres ou des fourrages de
provenance indigène, peu importe qu'elles appartiennent à des personnes
physiques ou civiles, à des sociétés, à des sociétés coopératives ou à
des associations, si elles exploitent le public, conservent des stocks dans
un but de spéculation, exclueat certaines classes de la population ou
certaines personnes de la vente ou avantagent d’autres à cette occasion
sans motif légitime, ou bien, d’une manière quelconque, agissent con¬
trairement à l'intérêt public. Il est permis d'exercer un recours contre
les décisions des Présidents des Administrations civiles en s'adressant
au chef de l'Administration civile (Verwaltungschef) près le Gouverneur
général. Le Chef de l'Administration civile décidera définitivement.
Article 2
Si une entreprise est fermée conformément à l’article 1er les stocks
de vivres et de fourrages qui s’y trouvent pourront être expropriés par
les Présidents des Administrations civiles pour être mis à la disposition
de la population civile en Belgique. La vente se fera pour compte du
patron de l’entreprise fermée et à ses frais. Il touchera le produit de la
vente déduction faite des frais précités.
Article 3.
Les Présidents des Administrations civiles, les Commissaires civils
(Zivilkommissare) près les chefs d’arrondissement (Kreischefs) et leurs
mandataires ont le droit de faire, à tout instant, les constatations néces¬
saires dans les locaux de vente et autres des entreprises intéressées; ils
sont notamment autorisés à prendre connaissance des livres de commerce
et des papiers d’affaires et à assister aux séances des organes des per-
sonnes civiles, sociétés, sociétés coopératives ou associations visées par
l'article 1er
Article 4.
Quiconque aura enfreint les ordres donnés en vertu des articles 1er à 3
par les Présidents des Administrations civiles, les Commissaires civils
près les Chefs d’arrondissement ou leurs mandataires, sera puni soit
d'une peine d'emprisonnement d’un an au plus et d’une amende pouvant
atteindre 20,000 marcs, soit d’une de ces deux peines à l'exclusion de
l'autre. Les tribunaux et commandants militaires allemands sont com-
pétents pour juger lesdites infractions.
Article 5.
Le présent arrêté n’est pas applicable au Comité national de secours
et d'alimentation.
Article 6.
Le Chef de l'Administration civile est chargé de l'exécution du présent
arrêté.
Bruxelles, le 23 septembre 1916.
Der Generalgouverneur in Belgien
Freiherr voN BISSING,
Generaloberst.
|
