46 alles stond ’m tegen, alles jeukte, kittelde, prikkelde ’m... zwaar hing detijd op z'n wijkende handen. … Eeuwig was-ie voortgejaagd — nooit rust gekend tot nadenken. De dingen om ’m heen : ’t getier, en gesuis van de menschen in die dood-stad nu weer, waren op ’m ingestormd, en hij had ze ondergaan, zonder bezinning of verzet. Hij moest voort tot in ’t oneindige, voorthòllen, voortlöopen of. voortstròmpelen... maar vòòrt. Wie had tm gedaan? Lena? Hij kon ’t niet aannemen, de heele avond had-ie aan haar niet ge- dacht. En waarom had-ie dat verschrikkelijke bewustzijn vroeger nooit gekregen? Was-ie vroeger dan anders geweest ? Nee, nee, nee, t was de stad, de gloeiende atmosfeer, die oude inborst, aangeboren begeerte in m had op-gewekt, doen herleven, en nu was de huls, de frazes en de principes, aan t vallen. Ze leidden ’m niet meer. Want hun belichaming was wech. Niet langer leefden om ’m heen man-krachtige jongelingen en jongeling-vurige mannen, die door één willen waren saamgesmolten tot strijdmacht vòòr die wil. Niemand die ’m aanvuurde, niets dat ’m hoop gaf. En hij had zich er zoo aan gewend, te zweven op die hoop, dat z'n gedachten loodzwaar vielen, nu hun steun wech was. Geen opheffende groei van beginsel-doorlichtte massa, geen sterkend voorbeeld meer van kalme vrienden... niets als ’n vuile dronkemanstroep. Waar was Levie nu, met z'n spot-volle praatjes over genots- menschen? Waar was-ie? Nù kon-ie 'm àntwoord geven, nu kon-ie ’m zeggen, dat die wenschen gelijk hadden. Moesten ze niet allemaal kapot? En als je nu toch kapot mòt, waarom ’t leven dan niet genoten? Na ‘t leven was er niks meer, waarom dan ‘t leven ge- spaard? Wat beteekende langer leven, als je 't niet anders kan krijgen als door bewustzijn en lijden? Was niet veel beter ’n kört leven, maar vurig en van genot door-zwermd? Ze hebben gelijk, die menschen die spiernaakt aan tafel gaan in fluweelen kamers en spiernaakt dansen... Genot, genòt, ander leven wâs @r MEE «> IN Atte ons de zondvloed... Apprenòe délûsj.… O Lene, je bint me wrouw nie-meer. Je begrijpt me nie-meer. O, wees maar niet bang dat ik je zal overweldigen of misbruiken. Ik wil ’n wrouw die me verstaat, die begrijpt, dat 'n mensch moet genieten, en niets mag weten. Verandert al’tgewurm van de le zake, aan ’t heelal? hervormers ook maar iets aan de loop fan c Wat wille de hervormers anders as verhoogd genot, meer vreugde, meer mensch-uiting? En waarom dan al die omwegen? Lag ’t genot niet voor ’t grijpen, vlak vòòr ze? O, verbranden in heet genieten, voor niets anders leven als voor wellust. Dat is de eenige waarheid, en daarbuiten ligt ongeluk en jammer En zulle we nu schelden op de menschen, die dit weten, ook zònder dat ze d'r eerst hun kop suf op hebben gepeinsd? Heeft al m’n denken me tot iets anders geleid? Wisten zij niet