284 DE SCHEEPSTIMMERLIEDEN EN ANDERE VERHALEN. vinden, al zeg ik ’t zelf. Maar, nogeens : het kan niet zijn : ik ben niet te koop. Dan trok ik nog liever gratis op, bij voorbeeld voor Sus, den zoon van uwen buurman Stevens, den kleermaker. De sukkel is En och arme! insgelijks ingeloot, en hij moet tegen- woordig alleen het brood voor het gansche gezin winnen : de vaderligt al twee maanden ziek te bed; en als de jongen weg is, hebben hij, de moeder en de overige kinders niet meer te eten…. Zie, het hart breekt mij, wanneer ik er aan peins. Ik mag wat zijn, indien ik niet meer dan eens reeds er aan gedacht heb de brave menschen uit: den druk te helpen. » Geertje verschrok andermaal. « Wat! » kreet zij beangstigd. « Gij zoudt er toe kunnen besluiten... ? » « Maak u niet ongerust, Geertje, » zei de voerman haar vriendelijk toelachende. « Het was slechts eene vliegende gedachte. Ja, zoo ik vrij ware of zoo gij mij den zak gaaft.…. Doch zoolang zulks niet is, en ’t zal wel nimmer het geval wezen, hoop ik, is er geen nood, dat ik dienst neem in een ander regiment, dan dat van de gehuwde mans, om onder uw commando te marscheeren, als het u zal believen met mij naar het stadhuis en de kerk te wandelen, »