der en 126 DE SCHEEPSTIMMERLIEDEN EN ANDERE VERHALEN. van Vlaamsche schoonheid en vrouwelijke voortref felijkheid zou verwezenlijken. Eene van haar hield hem eenen dier kostbare Venetiaansche spiegels, met sierlijken arabeskenrand omslingerd, voor, waarin hij eene maagd aanschouwde, die, zegde zij hem, bestemd was zijne bruid en zijn model te worden. De trekken dier maagd kon hij niet duidelijk onderscheiden: een half doorschijnige nevel omhulde haar gelaat. Dat het- gene hij niet van haar, even volmaakt was, als hetgene hij van haar bespeurde, dat zij inderdaad het evenbeeld der godinnen en nimfen moest wezen, die haar omring- den, gevoelde hij meer nog, dan hij t zag, kon hij niet betwijfelen. Een zware klop viel op zijne deur en deed de allegorische beelden, als opgeschrikte duiven, uit elkander stuiven. Livinus ontwaakte. Het was helder- lichte dag; de zon stond hoog aan den hemel en scheen vroolijk tusschen de venstergordijnen. Hij hoorde de stem van een der knechts van het hotel, die hem aankondigde, dat het twee ure na den noen was. Zoo lang had hij, dank aan zijn laat vertoeven op de Werf, zich overslapen. Hem noch voor het ontbijt; noch voor het middagmaal ziende benedenkomen, was de hotelhouder ongerust geworden en had eenen zijner dienstbaren gezonden, om naar hem te ver- nemen. De kunstenaar stond op en kleedde zich aan. Na een stevigen maaltijd, deed hij wat hij te Brussel gedaan had: hij ging in de stad wandelen, om naar