denkbeelden te doen verkrijgen. 189 de eerstgenoemde fout bij het kind plaats , dan moet gij, inzonderheid wanneer. het zich meer. malen daaraan fchuldig maakt, dezelve niet on= gemerkt laten voorbijgaan » maar kunt gij, na eene gepaste befirafling, de vraag door hetzelge laten ‘herhalen, en op nieuw doen beantwoor den. Oak kunt gi met eén te onvreder gelaat uw oog van het kind afwenden, en dadelijk een ander ter beantwoording van dezelfde vraag oproepen; terwijl het al mede van veel vrucht kan zijn, zulk een te rad. fprekend kind voor wee of drie dagen het antwoorden geheel te verb laeds — Is het gebrekkige antwoord aan mangel van genoegzame oplettendheid toe te Schrijven , dan moet gijj niet telkens aanftonds de vraag veranderen , en duidelijker maken, maar het kind over -dezelve tot nadenken trachten tè brengen, en onderzoeken, wat het van de vraag niet verftond, ten einde hem, langs dien Weg 5 in het vervolg, de vragen Biter ie doen begrij= pen, Op gelij Ee wijze moet gij handelen, wan= neer gij ontde kt, dat een kind niet genoeg de gepastheid van het antwoord overwogen heeft. ‚ Bedenk u nog eens,” (kunt gj in dit geval zeggen ,) „iof ‘dat gene, wat gi mij daar ant- 5. woor de, wel goed zij.” Kunt gij het kind raag niet aan het verffand, noch hetzelve daartoe bténben ; om over het antwoord te den- ken, dan moet gij dezelfde vraag , naar goed- vinden, of zonder of met verandering , aan een ander , meer nadenkend, kind voorftellen, en hem da RON behulpzaam zijn, om het gebreke kige ín zijn antwoord te ontdekken. Bi voor- beeld 3 een kind geeft op de vraag: „, heeft GoD ! evallen aan de zonde 2” een toefteme mend hee OD