Full text |
DE DUURZAAMHEID VAN PAPIER
Het Decembernummer van The Library Association Record, het orgaan van de
Engelsche Bibliotheekvereeniging, bevat het verslag van de Commissie door de Veree-
niging aangeduid om een onderzoek m te stellen aangaande de duurzaamheid der thans
gebezigde papiersoorten. Dit onderwerp is van belang voor openbare besturen, archie-
ven, wetenschappelijke en historische genootschappen en vooral voor de openbare biblio-
theek. Wij oordeelen het daarom gepast het verslag uitvoerig te behandelen.
We krijgen dan vooreerst een historisch overzicht van het vraagstuk. Hét belang
van de duurzaamheid voor werken van waarde, archiefstukken, historische bronnen, enz.
hoeft niet nader te worden bepaald. Sinds een honderdtal jaren, maar vooral gedurende
de laatste halve eeuw werden, —1 tot groot kommer van hen die de noodzakelijkheid
inzien van de bestendigheid van literatuur en tijdschrift —, zeer belangrijke werken
gedrukt op vergankelijk papier en er bestaan grondige redenen om te vreezen dat reeds
talrijke archieven tot vergaan zijn gedoemd. Dat het gevaar werd ingezien wordt geïl-
lustreerd door het feit dat drie van de grootste dagbladen der wereld : The Times,
The New-York Herald en The Sydney Moming Herald, sedert jaren een beperkt
getal exemplaren hunner uitgaven drukken op duurzaam papier.
Het papier dat bij den aanvang der boekdrukkunst werd gebezigd, is, wanneer
het m behoorlijke voorwaarden werd bewaard, nog ongeschonden. In de 1 6e en latere
eeuwen dreef de toenemende vraag tot goedkooper materiaal, haastiger handwerk ;
maar al werd het papier minder dik en stevig, de grondstof bleef goed en gebeurlijke
beschadiging was te wijten aan uitwendige oorzaken.
Bij den aanvang der 1 9e eeuw verscheen het vergankelijk papier. Reeds in 1829
kwam men tot het besef van de minderwaardigheid, werden de oorzaken van het verval
opgespoord en als volgt omschreven :
a) beschadiging van den vezel door de machine;
b) minerale vulstof, vooral gips, toegevoegd voor het bleeken;
c) aluin in de pap, welke door het ontbinden van de bij het bleeken overgebleven
chloorkalk, zoutzuur vrijmaakt met de bekende bijtende dampen.
d) overdreven bleeken, met chloorkalk, vooral volgens Campbell’s bleekmeihode
van 1792, met chloorgas.
Het invoeren rond hef midden der 19e eeuw, van nieuwe vezelstoffen zooals
espart o-gras (1) (voor het eerst gebruikt rond 1850) en vooral van houtslijp (tienjaar
later toegepast) verscherpte het vraagstuk.
Tusschen 1885-1896 werden op last van de Duitsche regeenng uitgebreide
onderzoekingen gedaan te Charlottenburg en een uitgewerkte rangschikking van
standaardvereischten voor papieren met verschillige bestemming werd vastgelegd.
( 1 ) Ook halfa of alfa genaamd.
7 6 |