ijl-zilver in de morgen-blauwe nevel-gloed, tegen ’t gedempte zonne-geglinster, dat schijnt door puur- “kristallen ‘vliezen van ijs. De Onsentld. blij-blauwe oogen zien naar den nevel-glanzenden stil-juichenden lente-hemel, engelachtie half-omhoog. En terwijl ’t geluidloos voorttrippelt op z'n gelig-blanke beentjes. Storten in bij ieder pasje: achter 'm de donkere steen-wanden der paleizen; hellen traag naar elkaar met sombere beschaduwing van lente-nevels, en verdwijnen stil in de goudlachende wolken .…. Achter ’m is de straat hòòg gevulc d, met brokkige opeenstape- ling van gouden eo Neenlsecenmaecluid made straat leste nn: 't Schattige kind-engeltje trippelt kalm-zacht voort... z'n roze kin is vloei-perelrond,... en naar wat ’t ziet met z’n hagel-blauwe onschuld-oogjes.… Strekt ’t verlangend uit: z'n vacht-bekleede armpjes, met de poezel-paarl-roze wijzende vingertjes... en ’t zachte lijfje helt licht voorover in 0 getrippel …. In de verte waar de weg èven-versombert, ziet ’t ’n duivelsch- spelende kermis B rosse vlam-tongen, geel-en-zwartrosse tong- vlammen .…. En naar die satanisch-lokkende ros-laai-lekkende strekt ’t in stil verlangen z’n rein-blanken vacht-bekleede armpjes. Achter ’'m storten de hooge paleizen statig-langzaam in, ver- dwijnen in ’t nevelgoud stil, en vullen de baan met brokk elige Rele van gouden puinklompen…. In den bol-zwoelen, verschiet-blauwen Lente-morgen …