Full text |
Nete
0
te brengen, mocht zy echter niet aerzelen; de tyd was
kostelyk. Alle oogenblikken konden de Soldeniers in de
kamer komen, — en wat schande, wat pyn, ware dit
niet voor de edele Machteld geweest ! Door dit gedacht
gedreven , nam Maria de hand harer vriendin en wekte
haer met de woorden :
“Myne lieve Jonkvrouw, word wakker, ik heb u iets
haestigs te zeggen.”
De aenraking van Maria had het meisje hevig ver-
schrikt ; zy opende de oogen zeer wyd, en beefde ter-
wyl zy hare vriendin met twyfel aenzag.
“Zyt gy het wel Maria, die my aldus aenspreekt 2”
vroeg zy terwyl zy de handen over hare vochtige wim-
pers dreef. “Wat brengt u toch zoo ontydig by my ? ”
“ô Rampzalige vriendin ” borst Maria weenende uit
“rys op, dat ik u kleede — ô rys met haest, een groot
ongeluk wacht u.”
De verbaesde Machteld trapte van het ledikant en
blikte met angst in de oogen van Maria; deze snikte
bitter, terwyl zy Machteld aenkleedde, en antwoordde
niet op ’s meisjes vragen, dan op het oogenblik dat
zy haer een lang rykleed aenbood en met een’ nypen-
den zucht tot haer sprak:
«Gy gaet op reis, ô edelvrouw. Mynheer Sinte Joris be-
scherme u!”
“He! waerom dit rykleed myne waerde Maria? Nu zie
ik wat lot my wacht! Myn bittere droom heeft niet ge-
logen , want toen gy my wekte, werd ik naer Frankryk
by Johanna van Navarre gevoerd. Och Heer, nu is alle
hoop verloren! Adolf“zal ik niet meer zien, en het zoete
vooruitzicht dat my streelde is nu in zuer vergaen.
eN
Leeuw myn vader! gy zultuw kind wellicht op aerde
niet meer vinden...”
Maria had zich ‚met bitter wee vervuld , in eenen zetel
nedergezet, en snikte stilzwygend tusschen hare tranen.
Zy had de macht niet om de vrees harer vriendin met
woorden te bevestigen. Na eenige oogenblikken wierp
de bange Jonkvrouw zich om haren hals en sprak:
“< Ween zoo niet om my, myne zoete vriendin. Het
ongeluk en de rampspoed zyn my lang bekend: voor het
Huis van Vlaenderen is er geene rust, geene vreugde
meer. ”
“Ongelukkig en edel kind!” zuchtte Maria “gy weet
niet dat fransche soldeniers u beneden wachten, en dat
gy aenstonds wordt weggevoerd!”
Het meisje verbleekte en sidderde sterk by deze
woorden.
‘“ Soldemiers ?” riep zy “zal ik dan aen de onbeleefdheid
van onedele huerlingen blootgesteld zyn? leve Maria,
bescherm my…. God , mocht ik nu sterven! ó Leeuw
van Vlaenderen , wist gy wat laster uw bloed geschiedt!”
“Schrikt zoo niet Edelvrouw, er is een eerlyk ridder
met hen.”
“Het noodlottig uer is dan gekomen! Ik moet u verlaten
Maria, en de booze Koningin van Navarre zal my ook
als mynen vader kerkeren. Ho, het zy zoo! er is een
rechter in den Hemel — die my niet zal verlaten……”
“Ras Jonkvrouw, doe uw rykleed aen; daer hoor ik de
stappen der soldeniers. ”
Terwyl Machteld het kleed om hare lenden toog, ging
de deur der kamer open; de dienstbode kwam binnen
en sprak:
? |