Full text |
Ie
ner pooging kon verhinderen, mits de Koning, boven
de goede onthaling die hy den Graef gedaen had, aen
Mynheer De Valois de verzekering had gegeven , dat hy
Gwyde met grootmoedigheid wilde behandelen.
Gy, die tegen het lot geworsteld en by dien stryd ge-
leden en geweend hebt, hoe gemakkelykkomt de vreugde
in uw langbenepen hart ! Hoe licht vergeet gy uwe py-
nen, om een onzeker geluk te omhelzen ; als of de kelk
des rampspoeds voor u geledigd ware — terwyl het bit-
terste, de grond U overblyft. Gy vindt een’ grimlach op
alle wezens, en drukt de hand van allen die zich in uwen
voorspoed schynen te verblyden. — Maer betrouw u
niet op het wentelrad der bedriegelyke Lukyrouw,
noch op de uitdrukking der genen,die in het ongeluk
uwe vyanden waren. Want de nyd en het verraed schui-
len onder die dubbele aenzichten,— gelyk de adder
onder de bloemen, en de schorpioen onder de gulden
Annanas wo zich verbergen. Te vergeefs zoekt men het
spoor der slang op het veld; men gevoelt haren ver-
giftigen beet, en weet niet langs waer zy tot ons geko-
men is. — Zoo ook werken afgunstige en nydige men-
schen in het duistere; want zy kennen hunne eigene
boosheid en schamen zich over hunne daden. Hunne
schichten raken ons in het hart, en wy gelooven hen
onze vrienden ; om dat wy hunne zwarte zielen op hun
streelend gelaet niet zien kunnen. Het geheim en de
dubbelzinnigheid is bun eenen ondoordringbaren man-
1 Eene goudgele vrucht uit het Oosten,
Gi
tel; ja, het venynig ongediert wandelt wel eens onder
de stralen der zon, maer zy nooit.
De Graef Gwyde maekte reeds de noodige schikkin—
gen, om by zyue terugkomst in Vlaenderen, de bevelen
des Koningsuit te voeren en zyneonderdanen „dooreenen
langen vrede, den oorlog te doen vergeten. Robrecht van
Bethune zelf twyfelde geenzins aen de beloofde genade;
want sedert zyn vader aen het Hof geweest was, waren
alde fransche Heeren ten uiterste minzaem en eerbie-
dig met de Vlamigen? Dit was, als zy geloofden, een
bewys van des Konings goedwilligheid : zy wisten dat
de inzichten en gedachten der Vorsten, altyd op het on-
gestadig gelaet der hovelingen te vinden zyn.
De Chatillon had den Graef ook menigmael bezocht en
met gelukwenschingen begroet, maer er schuilde een
duivelsch geheim im zyn hart, en hy grimlachte om het
te verbergen. Johanna van Navarre, zyne nichte, had
hem het Land van Vlaenderen ten leen beloofd: Al zyne
eerzuchtige ontwerpen hadden het verkrygen van dit
ryke graefschap voor doel gehad, en nu verging dit
vooruitzicht als een droom.
Er is geene drift die den mensch meer tot boosheid
bekwaem maekt dan de staetzucht: zy verplet onbaem-
hartiglyk al wat hare loopbaen belemmert, en ziet niet
om naer de reeds begane gruwels; want hare oogen bly-
ven steeds met hardnekkigheid op het nagejaegde doel
gevestigd. De Chatillon van die drift bezeten zynde, be-
sloot eene verraderlyke daed , door eigenbelang hem ìn-
gegeven; en verbloemde dezelve voor zyn geweten met
den naem van plicht.
Denzelfden dag dat hy wit Vlaenderen met de an-
? |