Full text |
9
«Wy zweeren het by God!” herhaelden alle de been-
houwers met blyden wraeklust.
« Komt” sprak Breydel “laet ons gaen. Ieder keere naer
zyne wooning, bereide zich in stlte en neme zyne
beste byl. Bezorgt u andere wapens indien het mogelyk
is, als ook gereedschap tot het afhakken van schaer-
hout, want my moeten het slot beklimmen. Ten elf
uren des nachts zullen wy allen in het Eksterbosch ach
ter St. Kruis byeenkomen.”
Na den ouderlingen nog eenige byzondere inlichtin-
gen gegeven te hebben, verliet hy den Pand, en zyne
gezellen gingen na hem uit.
Des nachts, een weinig voor dat het bepaelde uer
op de klok van St. Kruis geslagen was kon men tusschen
de boomen, by den zwakken schyn der wassende maen,
veel menschen door alle de paden omtrent het dorp
zien stappen. Allen begaven zich in dezelfde richting
en verdwenen beurtelings in het Eksterbosch. Eenigen
van ben droegen kruisbogen , anderen knodsen; doch
de meesten hadden geen zichtbaer wapen. Jan Breydel
stond in het diepste van het kleine woud, met de mees-
ters van het ambacht te beraedslagen langs welke zyde
van het slot men den aenval wagen zou.
Eindelyk werd men het eens dat men bezyde de
brug de gracht met hout zou vullen en alzoo over den
muer poogen te geraken. De Deken wandelde in aller-
hbaest tusschen de gezellen die in groote menigte bezig
waren met de heesters en kleine boomen omver te
hakken en tot bossen te binden. Zoodra hy zich over
tuigd had dat er geene ladders ontbraken, gaf hy het
Ee ee
bevel omte vertrekken , — en de beenhouwers verlieten
het bosch om het slot Male te gaen vernielen.
Volgens de getuigenis der kronyken waren zy ten
getalle van zeven honderd; en nochtans waren zy het
zoo eens om de wraek te mogen bereiken , dat geen
enkele onvoorzichtige klank uit deze menigte op kwam.
Niets hoorde men dan het ruisschen der voortgeslepene
takken en het blaffen der honden die van dit vreemd
gerucht verschrikten. Op eenen boogscheut van het
slot bleven zy staen, en dan ging Breydel met eenige
gezellen vooruit om de vesting te bespieden. De schild-
wacht die boven de poort waekte had het gerucht hun-
ner stappen gehoord, doch in twyfel zynde luisterde
hy met meer aendacht en kwam vooruit op de wal.
“« Wacht” sprak een der gezellen van Breydel “ik zal
dien lastigen waker eens naer binnen zenden !”
By deze woorden spande hy de springveer van zynen
kruisboog en mikte op den schildwacht. — De schicht
bereikte haer doel, want zy vloog aen stukken op de
borstplaet van den Franschman. Deze door dien slag
verschrikt liep van de wallen en schreeuwde uit al
zyne kracht:
“Frankryk! De vyand! Te wapen! Te wapen !”
«& Vooruit makkers!” riep Breydel “vooruit! Langs hier
met de bossen |”
De beenhouwers kwamen een voor een hunne tak-
ken en heesters in de gracht werpen ; zy was welhaest
genoeg opgevuld om over dezelve als over eene brug tot
aen den voet van den muer te kunnen gaen. De ladders
werden geplant en een gedeelte der Vlamingen beklom
de wallen zonder tegenweer te vinden. Op den roep van
? |