Full text |
RR
omringen en raden hem. Enguerrand De Marigny w is
een gevleeschde duivel die hem tot kwaed dryft, en
een ander persoon doet hem alle ongehoorde euvelda-
den bedryven. Be eerbied belet my u dezelverte noe-
men, zy alleen is de schuld uwer rampen.”
«& Wie is dit toch 2” vroeg De Chatillon met inzicht.
“Gy vraegt naer eene bekende zaek Mynheer De Chatil-
lon!” riep Robrecht van Bethune. “Let op myne woor-
den, ik ga het u zeggen. — Uwe nichte Johanna van
Navarre @ is het, die myne ongelukkige zuster gevan-
gen houdt: uwe nichte Johanna is het die de munt van
Frankryk doet vervalschen : uwe nichte Johanna is het,
die den ondergang van. Vlaenderen gezworen heeft 1...”
Be Chatillon werd rood van toorn, hy bracht zyn
peerd drifuglyk voor Robrecht, en schreeuwde hem in
het aengezicht :
“Gy legt valschelyk !”
Boor dien hoon in zvne eer geraekt, deed Robrecht
met haest zyn peerd achteruit gaen en loog zyn gebogen
slagzweerd uit de scheede. Op het vogenblik dat hy tegen
De Chatillon meende in te loopen , bemerkte hy dat zyn
vyand geene wapens had. Hy stak met een merkbaer
1 Enguerrand de Marigny, een Edelman uit Normandië, werd onder
Philippe le Bel kapitein van het paleis de Louver , Miuister der financiën
en gebouwen, Hy gebruikte zyne macht tot slechte daden, verkwistte
’s Ryks gelden, vervalschte de munten en verarmde het volk door wille-
kearige lasten,
2 Johanna, eenige dochter van Henri [, koning van Navarre, beërfde
dit koningryk van haren vader en werd een der rykste vorstumen hares
tyds. Zy trouwde Philippe le Bel en vereenigde door dit huwelyk twee
kroonen op haer hoofd,
DO
ongenoegen zyn zweerd weder in , kwam te rug by De
Chatillon en sprak met verdoofde stem :
«Ik denk het niet noodig, Mynheer, u mynen hand-
schoen toe te werpen. Gy weet dat uwe beloochening
my eene vlek is, die door bloed alleen kan herkocht
worden. Ik zal u vóór het dalen der zon rekenschap
uwer lastering vragen.”
“Het zy zoo” antwoorde de Chatillon; “ik ben bereid
de eer myner koninglyke nichte tegen al de ridders der
wereld te verdedigen”
Hier op zwegen zy en hernamen hunne vorige plaet-
sen. Gedurende dien korten twist hadden de andere
ridders met verschillende gevoelens op de stoute woor-
van Robrecht geluisterd; velen der Franschen werden
gram om des Vlamings woorden, doch de wetten der
eer beletteden hun zich met de twee vyanden te be-
moeien. Charles de Valois schudde het hoofd met onge-
duld en deed op zyne gelaetstrekken lezen dat dez
twist hem grootelyks mishaegde. Een blyde grimlach
zweefde op het aenzicht. van Graef Gwyde; — hy
sprak zachtjes tot De Valois:
“Myn zoon Eobrecht is een moedig ridder. Pit heeft uw
koning Philippe ondervonden toen hy Ryssel belegerde,
want dan is menig dapper Franschman voor het zweerd
van Robrecht gevallen. Pe Bruggelingen die hem meer
dan my beminnen heeten hem de Leeuw van Vlaen-
7 Om eenen ridder tot denstryd te dagen wierp men hem eenen hand-
schoen toe: indien hy denzelven opnam aenveerde hy het gevecht, anders
hechtte men den handschoen op de deur zyner wooaing of aen eenen pacl;
op dat ieder mochte zien; dat hy uit lafheid het gevecht geweigerd had.
? |