Full text |
ih Rreen
hadden zich onder Robrecht van Bethune er in opge-
sloten, en wilden het niet overgeven zoo lang één van
hen zich kon verdedigen. Maer het groot getal vyanden
maekte dezen heldenmoed ten onnutte; — zy sneuvel-
den meestal op de muren der vesting. @ Door de om-
vergeworpene wallen in het slot tredende, vanden de
Franschen niets anders dan lyken; en daer zy hunne
woede op geene vyanden konden verzadigen, staken
zy het kasteel in den brand, braken de muren af en
vervulden de grachten met gruis.
De overblyfsels van Nieuwenhove lagen op twee
mylen van Brugge, in de richting van Kortryk. Te
midden in een dicht woud, en ver van de wooningen
der landlieden gelegen zynde, was het zeer zelden dat
de voeten van eenen mensch de wilde gewassen dezer
puinhoopen vertraden, te meer, daer het gedurig ge-
kras der nachtvogels, den bygeloovigen dorpelingen had
doen denken, dat de zielen der gesneuvelde Vlamingen
om wraek of lafenis kwamen roepen.
Alhoewel de brand het geheele slot mm vlam had ge-
zet, was het echter niet zoo zeer vernield, of de recht-
1 Anno1296 naer St.-Jansdach midsomere soo kwam Philips , den co-
nine Vlaenderen waerts wel met 20,000 mannen, en leedt Duway , en voer
beleggen Ryssel. …. Daer was seere ghevochten en daer bleef doot die grave
van Bloys en alle die van Guyse die in die eerste bataelge stonden , van die
Franschen bleven 4,000 Walen... heel West-Vlaenderen was verloren. De
Franschen roofden Ryssel, Ypre, Cortryk en Roeselaere en verbrande
kerken, cloosters, dorpen, stedekins en hospitalen, men vercrachte die
vrouwen ghehuwet en onghehuwet, maegden, nonnen en religieusen ,
en diet niet ghedooghen en wilde men slouch se doot.
Die excellente Cronike.
MOE
staende muren teekenden nog zyne eerste vormen aen
bet oog af: het gebouw bestond nog , maer met onein-
dige spleten en scheuren. De daken waren nevens de
muren, die hen weleer ondersteunden , nedergevallen,
en van de ruitlooze vensters bleef niets dan de lange
steenen ribben over. Alles droeg de kenteekens eener
haestige verwoesùng, want nog eenige deelen waren
ongeschonden overgebleven, terwyl anderen met veel
arbeid ten gronde gerukt waren. Op den voorhof, die
door den halfafgebroken vestingsmuer omringd was,
lagen hier en daer menigvuldige gruishoopen, in geval-
lyke heuveltjes opklimmende.
Zes jaren was Nieuwenhove in dezen staet, op het
oogenblik dat wy voor deszelfs beschryving verkozen
hebben. De kruiden; welke door den wind tusschen
de verstrooide steenen gezaeid waren, hadden zich
op dien tyd grootelyks vermenigvuldigd: een weeldrig
gras schoot zyne groene styltjes overal in de hoogte, —
en als de geliefkoosde kinderen der woeste natuer, be-
wogen de veldbloemen hunne zilveren kelken boven de
toppen der puinhoopen. Tegen de bruine muren van het
gebouw kropen lange veilranken, en wortelden zich in
de uitgebrande waden der steenen : andere gewassen
als wilde wyngaerd en eiloof smeten zich van den eenen
muer op den anderen, en vormden aldus, voor de diepe
scheuren, een weefsel van het aengenaemste groen.
Het was vier uren in den morgen, eene zwakke sche
mering kleurde het Oosten met een twyfelachtig geel en
een krans gulden lichtstralen blonk, als de voorbode der
zon, een achter de kim. Echter waren de puinen van Nieu-
wenhove nog met gryze schaduwen overdekt , onvatbare
4
? |