DE .NACHTRAVEN. Kb | „Waarom de toekomst reeds veroordeeld >” zegt deze. ‚Die staat immer als de zwartste schaduw nevens mij.” „Gij wilt dus geene toenadering tot…. onze familie, omdat gij reeds de noodlottige ver wijdering vóór u ziet. „Aoo is het.” Dat is het tegenwoordige veroordeelen voor eene toekomst, die slechts in uwe verbeelding kan bestaan. Is dat redelijk?” | Het meisje staart nog altijd strak op den grond, als | zoekt zij in de keisteentjes, En hieroglyfen in het zand vormen, woorden om het moeielijke gesprek te voeden. Wat Romald betreft, deze zoekt in het blauwende ver- schiet eene oplossing voor de moeilijkheden, die beiden til gevoelen zonder ze te durven uitleggen. Gelukkig vindt Nelia het woord terug. „Ik wiì u’ zegt ze op somberen toon, „ik wil u geen verdriet toebrengen; ik zal bij uwe moeder gaan — van tijd tot tijd — als neef en nicht er heengaan.” „Ik dank u. Mijne moeder, ik beken het, had in den beginne onzer kennismaking juist geen groote genegen- heìd voor u, doch, naarmate zij u leerde. kennen, roemt zij uwe hoedanigheden ” Nelia richt zich op „Zet u nog een oogenblik, Nelia; ik heb niet alles gezegd. 5 Het meisje zet zich andermaal. „Gij moogt niet vergeten,’ hervat Romald, „dat het karakter mijner moeder door den tegenspoed somber- der geworden is; doch in den grond heeft zij eene edele ziel.” „Juist daarom wilde ik eene drukke ontmoeting ver- mijden; eene ontmoeting met de dochter van Murg- Lethington kan haar niet. opbeuren. Ge weet toch wel dat zekere herinneringen gemeenschappelijk zijn in onze familiën.’”