Full text |
Van het begin der christelijke kunst tot
de voltooiing der « Aanbidding van het
Lam» in 1432; tweede deel: Van de «Aan-
bidding van het Lam » tot het eind van
de XVe eeuw. Ieder deel omvattende
twee boekjes : een met + 220 bladz. text
en een met +. 80 photographische repro-
ducties van behandelde kunstwerken.
Dit werk vult een tekort aan in onze
Nederlandsche literatuur : dat aan pen
degelijk handboek over kunstgeschiede-
nis.
Als zoodanig beschouwd heeft het
boek van Prof. Vermeylen vele hoedanig-
heden : ’t is vlot en aangenaam geschre-
ven ofschoon de stof erg is geconden-
seerd. De bespreking der kunstwerken,
van hunnen stijl, van de personaliteit
hunner makers getuigt over ’t algemeen
van den jiiisten kijk en het gezond oor-
deel van den schrijver, die bij alle even-
tueel uitwijden over bijzonderheden er
toch steeds voor zorgt dat de lezer de
groote lijnen langs dewelke de gang der
kunstontwikkeling gaat blijft voor oogen
houden. Het illustratiemateriaal is goed
gekozen en komt keurig voor.
Op een punt werden we echter erg
teleurgesteld. De evolutie der kunst
beschouwt Prof. Vermeylen nog veel te
veel als zijnde die van het technisch
kunnen. De esthetische vormwil heeft
voor hem lang niet de beteekenis welke
dien factor toekomt. Spiritualiseering
van het voorwerp schijnt voor hem gelijk
te staan met onkunde ; daartegenover lijkt
het of vermaterializeering der kunst voor
hem voortuitgang beteekent. Ook be-
treuren wij het, dat schrijver zoo weinig
ten beste geeft over die tijdperken waarin
plastiek en schilderkunst het hoogst
stonden omdat ze strenge styleering van
het object in harmonie met de architec-
tonische omgeving beoogden, zoo b. v.
het oudkristelijk tijdperk met zijn mo-
zaïken, de romansche periode met haar
wandbeschilderingen en haar streng de-
coratieve plastiek, de glasramen der
vroeg-gothieke kathedraal. Over dit alles
wordt spoedig heengegleden ; vervaltijd-
perken zooals de renaissance worden
daarentegen volgens de gewone methode
heel omvangrijk behandeld. C. L.
Dr. G. J. Hoogewekff. — De ontwikke-
ling der Italiaansche renaissance. Znt-
phen, W. J. Thieme en Cie.
Een boek dat lang op een bespreking
bleef wachten ! En toch heet het <( niet
geleerd noch in het minst voor geleerden
geschreven ».
Het werk van Dr. Hoogewerff leest
men langzaam, met stijgende waardee-
ring. Wij kenden reeds zijn vroeger ver-
schenen uitmuntende studie « Nederl.
schilders in Italië in de XVIe eeuw » en
wisten gerust dat wij het nieuwe werk
voor ernstige bibliotheken mochten aan-
bevelen, maar wij aarzelden om een an-
dere reden.
Na lezing ontging ons evenmin het,
spijtig gevoel niet slechts met een bondige
en zeer oppervlakkige aankondiging dit
degelijk, breed opgezet en levend geleerd
werk te kunnen verwelkomen.
Aan de bescheiden voorrede ontleenen
wij : « De Italiaansche renaissance wordt
in deze bladzijden geschetst in hare ont-
wikkeling met de bedoeling in een vol-
gend, zelfstandig deel aan hare besten-
diging meer nog in het bijzonder aan-
dacht te schenken. De richting, in welke
die bestendiging wordt waargenomen,
vindt men in dit boek reeds telkens aan-
gewezen.
« I n het algemeen behoeft van de
beschaving, welke op de « Wederge-
boorte » berust, geen nieuw beeld te
worden ontworpen, doch het mag zijn
nut hebben eens de vraag te stellen : wat
hebben wij aan de Renaissance ? De uit-
eenzetting der gebeurtenissen in haar
verband, zoowel als de mededeelingen
aangaande personen konden veelal aan
andere werken worden ontleend. Wat
199
1)
ié SFJ.E.
Hooi’nst/’.aat. <2.
ANTWERPEN
|