96 Algemeene regels, om de jeugd zelven tot eenen leiddraad dienen, om, bij het onderwijs eene goede orde te volgen, en niets van het gene noodzakelijk is, te vergeten. ZEVENDE RE 6 E Le Legt u toe op eene duidelijke, en voor de kinderen bevattelijke voordragt. Hiertoe wordt, behalve de opvolging der vorige regels , vereischt: 1. Eene goede uitfpraak. De Schoolleeraar moet zuiver. en duidelijk en altijd in eenen be- daarden, deelnemenden en levendigen toon {pres ken, zich met zijne ftem en uitfpraak naar dert aard der zake rigten, waarover hij handelt, en niet te langzaam, noch ook te fchielijk fprekerte a, Fene goede keuze van bekende , en eene ge paste verklaring van onbekende woorden en fpreekmanieren, Een Schoolleeraar moet zich voor het gebruik van woorden of fpreekwijzen, welke de kinderen niet verftaan, of ligtelijk vere keerd zouden kunnen opvatten , zorgvuldig wache ten, om daarvan eenen goeden voorraad op té zamelen; de kinderfpraak leeren kennen, doot naauwkeurig op hunne woorden en gezegden in den dageliijkfchen omgang acht te geven , en met aandacht zoodanige boeken te lezen, welke in deze fpraak gefchreven zijn. Gebeurt het fomtijds, dat gij bij vergisfing, of omdat gij het niet vermijden kondet, u van een woord bes dient, waarvan gij twijfelt, of uwe fcholiereri het wel verftaan, dan moetgij hun vragen, wat zij daarbij denken, en, wanneer zij het niet bee grijpen, hetzelve aan hun verklaren. Dit kan gefchieden : a, Door bekende woorden of EE ie