TO2 Hij voelde zich als de verzopen student, jaren geleden ’s ontmoet, die in bittertjes-weekhartigheid had gegriend : »Ol was ‘k nog maar HO ’n schooljonge, o! had ’k me maaggie nog maar«.…. van streek- Bi brengend treurig. 1 Als Gretchen in de kerk, toen de Booze d'r in-blies: Hoe ànders was ‘tje, Gretchen KI toen je nog vol onschuld EEn hier voor *t altaar traadt, KE uit ’t ouwe boekske EN prevelde gebeden KR half spelend kind, HE half God in ’t hart! Gretchen ! Wat misdaad maenhartjer I Bid je voor Moeder ’s ziel, die HN door jòu naar lange, lange pijn ver-sliep? El Wiens bloed bevlekt je drempel? bl — Leeft niet ’t zondekind reeds trillend je onder ’t hart: zich en jou beklemmend | met angst-vol toekomstpeinzen ? . e e . | Hun aan-zicht wenden Zaligen van je af, hun handen je te reiken schuwen zich de Reinen! Wee! En òm ’m galmde’t plechtig Latijn van de Doodenmis, zooals Sam’m die eens, in een van z'n mooie oogenblikken, had doen begrijpen: Ha Quid sum miser tunc dicturus Quem patronum rogaturus Cum vix justus sit securus?..: Quid sum miser tunc dicturus. en waarvan de overweldigende wanhoopszin langzaam doorweede zn gemoed: Wat zal ik, ellendige, dan zeggen van wien zal ik de voorspraak smeeken