— Ge kunt me missen, moeder... Gij en De- nise verdienen het brood met weven.… Ge zult geen gebrek hebben, als ik een tijd weg ben. — Maar ge zoudt als oproerling niet meer mogen terug keeren… Bovendien, ge kondt in den strijd gedood worden. Zwijg er over, jon- gen… We leven hier gelukkig… En-ge kunt vaders nagedachtenis niet beter eeren, dan uw moeder en zusters te helpen. René begaf zich naar zijn werk. Hij was ko- perslager; hij had het vak van zijn vader ge- leerd en arbeidde nu bij een baas, ook uit Dinant afkomstig. Zouden de Dinanteezen, die te Middelburg woonden, ook moeten optrekken tegen Luik? — Ik ga niet, zei de baas van René. Tegen mijn eigen broederen vechten, zoo laf zal ik nooit zijn. — Met hen mee doen, dat zou ik willen, sprak René. — Zeg dat niet luid, jongen, waarschuwde zijn meester. Wees voorzichtig. Breng die ketels daar naar het schip voor Brugge. En houd buiten uw mond. René laadde een kruiwagen vol koperen mar- mieten. Deze waren besteld door een handelaar te Brugge. De knaap voerde ze naar de haven, waar een schuit klaar lag, die in den namiddag EO