die aan de staat toebehoren. Verscheidene bibliotheken behoren toe aan privé of half privé-instellingen en verenigingen ofschoon het publiek vrije toegang heeft tot de verzameling. Hieraan moeten we dan nog het verschil van het katalogerings- en uit- leningssysteem voegen. Dit alles vormt een belemmering voor samenwerking onder de wetenschap- pelijke bibliotheken onderling en voor de ontwikkeling naar een gemeen- schappelijke rationalisering. De problemen zijn hier veel ingewikkelder dan in de openbare bibliotheken, die veel homogener zijn. De huidige structuur vindt in grote mate haar oorsprong in het ontwerp van 1927. Tot in 1973 het parlement een wet stemde over het beheer in de instellingen voor hoger onderwijs, was een akte van 1927 over het depo- neren van het auteursrecht, de enige wetgeving voor een belangrijk deel van het Deense kulturele leven dat door de wetenschappelijke bibliotheken bestreken wordt. In de wet over het beheer in de hogere onderwijsinstellingen wordt vermeld dat de nieuwe universitaire bibliotheken, administratief gezien, moeten worden geïntegreerd in het universitair centrum waaraan zij bibliotheek- dienst zullen geven. In de toekomst mag een universitaire bibliotheek niet langer meer een onafhankelijke instelling zijn, behorend tot een ander ministerie dan dit van het universitair centrum. Overeenkomstig het ontwerp van 1927 werd er gewerkt met de idee van hoofd-thema’s-bibliotheken. Dit is een bibliotheek die er in de eerste plaats moet voor zorgen dat zo veel mogelijk buitenlandse litteratuur over het onderwerp in kwestie zou worden gekocht en ter beschikking van het publiek zou worden gesteld. Elk onderwerp heeft zijn hoofd-thema-bibliotheek. Natuurlijk kunnen andere bibliotheken litteratuur kopen over hetzelfde onderwerp, maar het is voor hen geen verplichting. Niettegenstaande een zwakke gemeenschappelijke organisatie, trachten wetenschappelijke bibliotheken nochtans als één geheel te werken. Zij worden zoveel mogelijk geholpen door twee instellingen. Eén is de staats- bibliothecaris, een functie ingesteld in 1943 als centraal orgaan voor de wetenschappelijke bibliotheken. In menig opzicht heeft dit orgaan de een- heid en samenwerking tussen de wetenschappelijke bibliotheken versterkt en trad hij als zegsman op, dit niettegenstaande de staatsbibliothecaris eveneens moest optreden als supervisor van zowel de Koninklijke Biblio- theek als van de twee bibliotheken van de universiteit van Kopenhagen - een absurd resultaat van praktische economie, die de staatsbibliothecaris verhindert zich volledig te concentreren op de planning. Daarom en ook omdat de uitbreiding van de wetenschappelijke bibliotheken tot een zeer hoge graad problemen van organisatorische aard heeft doen ontstaan, voldoet de post van staatsbibliothecaris niet meer. De problemen kunnen niet meer opgelost worden door één enkel orgaan wiens hoofddoel is te organiseren en te plannen. Bibliotheekgids — Jg. 51 — Nr. 1 — 1975 / 35