— Ge hebt zeker geen kwaad gesproken van hertog Karel? snauwde nu ook Koen, de schip- persknecht hem toe. Ge durfdet hem een wreeden moordenaar noemen… René zag dat alle omstanders hem aankeken. En zijn bloed stormde hem plots door de ade- ren… Hij wilde zijn gevoelens niet verbergen. Hij was een verbannen Dinantees. Zijn vader “stierf voor de vrijheid. —- Ja, de hertok isse een moordenaar… hij heeft zeven honderd moéêdik man van Dinant in de Maas doen smijt... En de Luikenaar heb ke- lijk, dadde zij niet kruip voor de Bourgondií- schen tiran! riep hij. Fier stond René daar, een gloed in het gelaat, vuur in de schoone, zwatte oogen. En er waren Middelburgers, die hem bewonderden. Hij sprak naar hun hart. Anderen, die den baljuw wil- den fleemen, riepen als verontwaardigd: — Verraad! De baljuw was even verbluft over die stout- moedige taal. Ha, er gromde reeds oproer onder de Dinanteezen. Waarom had heer Bladelin dat woelig volk in zijn stad gehaald. — Neemt den verrader gevangen en brengt hem in den kelder van het kasteel! gebood de overste tot zijn dienaren. Gevangen! Geboeid worden! Ha, neen! En vlug wierp René een der knechten omver… Het Ei