aa den fchooltijde 8 3 gemeenzaam te fpreken. Hierdoor zult gij uwenleerlingen het zoo noodige vertrou wen jegens u inboezemen, en hen van langzas | aan eene betamelijke vrijmeedigheid gee wennen; doch gedraagt u in dezen zoodanig, dat zij er fteeds eene eer en genoegen in ftels jen, om met u alleen te zijn, Ontmoet gij els ders één of meerder kinderen , die gi onderwijst, of voorheen bij u ter fchole gingen, gaat hen dan toch niet koel of onverfchillig voorbij, als of gij hen niet kendet, of om dat gijj het voor u te vernederende houdt, hen toe te fpree ken; maar groet hun integendeel vriendelijk, en legt er u op toe, om hun het een of ander te zeggen, dat voor hun van nut kan zijn. Zulk een gedrag zal u achting en vertrouwen doen verwerven; terwijl eene tegengeftelde handelwijs ù in verdenking van trotschheid zal brengen. — Spreekt ook de kleine kinderen, die nog niet bij u ter fchole gaan, op den weg minzaam aan, en vertelt hun de eene of andere, voor hunne vatbaarheid berekende , gefchiedenis enz. en het kan niet misfen, of gijij zult daardoor bij voorraad hunne liefde winnen, en den lust to onderwijs in hen opwekken. derzoekt wijders naar het gedrag, dat uwe leef= en buiten de fehool houden. Dezen raad bea uwen vele onderwijzers als onbillijk; maar ís dan uwe taak niet, voor de verbetering uwer Scholieren te zorgen? En hoe zult gij daartoe in ftaat wezen, wanneer gij niet weet, in wel ken opzigte het eene of andere kind verbetering behoeve? of hoe zult gi dit ontdekken, zoo gij u aan de gedragingen uwer leerlingen, in uw afwezen, niet laat gelegen liggen? Een regtfcha- Asa pen