En als ze opstaan, opstaan, Kijken ze inne in de wolken. Ze zeggen : Wel, hoe laat is ’t al? Mijn koeike staat ongemolken. Ik maai! Is dat niet fraai ? Mijn koeike staat ongemolken. Zij hebben daar een roksken aan, Het is zoo volle van lappen; Maar als de beste vrijer komt, Dan smijten ze ’t achter de trappen. Dan hebben ze daar een mutsken op, Het is'zoo vuile bestoven; Maar als de beste vrijer komt, Dan flikken ze ’t inne den oven. Dan hebben ze daar een emmerken. Het is er gebonnen met wissen, En als het niet vol melk en is Dan gaan zer maar in pissen. Dan hebben ze daar een hondeken Het heet er Iffra Betje! Het wascht de schotelkens met zijn tong En droogt ze met zijn stetje (staartje). En als ze dan komen in de wei, Dan roepen ze : Koeike Blare, Ik ben hier met mijn vrijer aan d'hand En zal u dat niet varen ? Ik maai! Is dat niet fraai ? En zal u dat niet varen ? Zoo zong het Rikus Hiel, vader van Emanuel Hiel, geboren te Kieldrecht in 1802, overleden te Dendermonde in 1865. (Nota van Mw L. Bataille-Hiel). Vandaar dat de uitdrukking « de Meiskens van Kieldrecht » figuurlijk gebruikt wordt voor « luie meisjes of vrouwen ». KLINGE (DE). 1 Voddenrapers. Omdat in die gemeente vele lieden wonen, die handel drijven in vodden. Zij doorkruisen heel het Waasland om vodden te koopen. A. Verbraeken. Spotnamen der Wazenaars. Volkskunde, XIX, 195. 178