ET TT Ran schaadt ak Me Beta nhler v am nete nd « Er is er een die den goeden dag aan zijn medegezellen weigert „ of beweert, dat een van zijn collega’s in zijn kousen… gepist heeft. Weer een ander klaagt, dat er zich een met zijn werk be- moeid heeft, zijn bril van zijn neus heeft geslagen, hem gemo- lesteerd heeft, dronken in de drukkerij gekomen is en er lawaai gemaakt heeft. Een gezel had de meening uitgedrukt, dat een van de werklieden «stonk als een vischmand », of dat de overige gezellen «ajuinmans» waren. Er waren er die ’s avonds bij het heengaan hun kandelaar lieten branden, hun kaarsen niet snutten of hun domphoren vergaten. Een had er zijn huisvrouw toegelaten zich te lang bij het vuur te warmen in de drukkerij. Er waren er afwezig geweest bij de berechting van een gezel, bij een zielmis namens de Ka- pel opgedragen, of op de mis van St Lucas, patroon der druk- kers. Een gezel vond het ongeoorloofd, dat men hem vroeg waar zijn luizen waren, of dat men hem verzocht zijn « bakhuis » te houden. Zoo zijn er honderden klachten van hetzelfde gehalte (1). Met het onderzoek naar de gegrondheid van de uitgebrachte klachten ging een eigenaardig gebruik gepaard, dat wij ook van elders kennen (2), doch waarvan wij nergens een zoo sprekende a G) Er zijn er een paar, die wij hier terloops om hun ongewoonheid nog willen aanteekenen. Bartholomeus van den Dorpe had beweerd, dat «als Andries Ogla zijn vrouw in 't kinderbet (was) gelegen geweest, Ogla in haer plaets (was) gaen liggen ». Andries Ogla wilde deze beleediging door de Wet « goet ge- maekt hebben» (Reg. 264, p. 17). d Op 19 Februari 1714 klaagt de kapitein over Antoni Waterbruggen «alsoo hem den Capiteyn op Sondach den 18 noch in stilte vermaent heeft in ons Lieve Vrouwe Kerck, en dat als niet achtende, heeft op Maendach wederom voor eenen Cluysenaer gaen knielen » (Reg. 264, p. 3). Wat is dat _ voor een raadselachtige misstap? En de volgende beschuldiging? Wat is er de juiste beteekenis van? «(2 Meert 1718) klaegt Michael Coenen over Maximiliaen Brasseur omdat hij komt te seggen dat al waer het saken dat Syn Hooghw. den Heere Bisschop van Antwerpen voor den selven Coenen quam werck te versoecken ten huysen van Mijnheer Joan Bapti Verdussen in de Oyvaren dat voor hem geen werck en was » (Reg. 264, p. 21). Was die Coenen wellicht vroeger bij Verdussen aan het werk geweest, en had hij daar slechte herinneringen nagelaten ? … (@@) Zie ons werk Peilingen (Antwerpen, V. Resseler, 1935, Pp. 24I). Bij het zweren, dat zij reeds vroeger te St. Goar aan den halsband stonden, eten de reisgenooten van B, Moretus brood en zout om hun eed te bevestigen. s ip, A is s