Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>VIERDE TOONE EL.</p>
<p>BAERD, alleen, vervolgens DE BOHRA ; later THEO DOOR.</p>
<p>(Komt langs den achtergrond ter sluips binnen. Hij kijkt eeni g zins beschroomd in het ronde; hij ziet er nog veel armoediger uit dan in de vorige bedrijven ; hij is ook bleek en gemagerd en aan zijne wankelende stappen en zijne verdwaasde blikken, bespeurt men dat hij nogmaals onder den invloed van den drank verkeert). Hij is hier niet. Hij zal daar nevens in zijne slaapkamer zijn. De vrouw uit de jeneverkroeg wist het mij goed te zeggen, Bij is gestoken geweest met eenen dolk. de wonde was doodelijk, maar toch Seneest hij. Baerd, jongen, gij waart ditmaal niet behendig; gij hebt uwen baas in het jaar acht en Veertig juister getroffen, maar gij gaat uwe wederkans krijgen 1 Wat meer is, ik heb hier niets te vreezen, de zieke is meest altijd alleen, en, buiten den kleinen jongen, dien ik op 'de rusting ontmoet heb, heeft mij niemand kunnen bemerken. Niemand zal mij dus in de uitvoering van mijn ontwerp komen hinderen. 0! ik heb het gezvvo• ren 1.. Hij loopt ons in den weg, hij moet uit de voeten!</p>
<p>DE DOHRA (achter de schermen). Neen, ik zal niet lang wegblijven.</p>
<p>BAERD (verschrikt). Hal.. lemand! Hij is niet alleen! (Kijkt rond om eene schuilplaats te vinden; bij het zien der tafel met tapijt, laat hij zich plotselings vallen, en hij verbergt zich er onder. De Bohra komt uit de kamer; zij heeft haren grooten zwarten schall omgehangen; zij treedt langzaam het tooneel af en spreekt na eene korte poos.) Ik heb hem alles gezegd wat ik hem zeggen kon, Hij ondervraagt mij gedurig, en ik durf hem het overige</p>
</text>
|