Full text |
in zijn « Geschiedenis » de bespreking niet waardig acht ! — het
medisch-wonderbare en het godsdienstig-wonderbare het krachtig
fhiidum zijn dat de lezers als het ware « betoovert ». Het geheim
van romans als « De (goochelaar », « De Scheerslijper » en « Zonder
God » ligt — meen ik — in de occulte wonderbaarheid van een persoon
of een episode, waardoor dikwijls het religieus feit gesteld wordt
op den geheimzinnigen rand van folklore enfantaizie, soms onsmake-
lijk doormengd met de toen gangbare « politiek », en als gevolg
van supra-romantisme dikwijls buiten gezonde maat en evenwicht
geschreven. Het vrijzinnig positivisme van Max Rooses heeft zich
destijds minachtend over Renier Snieders uitgelaten; ook nog zoo
pas ging in Holland katholieke « verwondering » op tegen het
occult-wonderbare in von Handel-Mazzetti’s « Rita’s Vermaechtnis »,
die ook de belichaamde Duivel in haar romans laat optreden. *)
Ten onrechte is dit protest : van een zuiver romantisch standpunt
uit het zuiver-religieuse laat ik nu onverlet ligt het psy-
chologisch voor de hand dat de lezer geen behoefte heeft aan de
naturistische foto-opname — die alleen documentaire waarde heeft
— maar aan het mysterie dat zich als een wonderbare waarschijnlijk-
heid realistisch poogt op te dringen. Reeds Goethe zegde : « Das
Wunder ist des Glaubens liebstes Kind ».
Renier Snieders vertelt nuchter en sober het Kempisch dorps-
leven, dat doorgaans bij hem ietwat eentonig aandoet door de
psychische gelijksoortigheid van personen en toestanden die zich
in verschillige romans herhalen. Maar hij vertelt als geen ander !
Weliswaar in sterk gedialogeerde vorm die soms wel eens aan het
tooneelgesprek herinnert, maar zoo realistisch-echt dat de indruk
gewekt wordt alsof hij elk gesprek « stante pede » met het potlood
opteekende. Door de dialoog concentreerde Snieders zich hoofd-
zakelijk op de personen : zoo werd het « beschrijvend verhaal »
nagenoeg uitgeschakeld en aan het pathos van Conscience een
realistisch eindpunt gezet. Psychische karakters heeft Renier
Snieders minder voldragen en steeds wat monotoon geboetseerd,
al ontbreekt ook bij hem de plezante « charge » niet. Maar de
« figuren », de « typen » — vooral de humoristische fet^die hij uit
het oubollig Kempisch volksleven opriep had hij in vleesch en been
gezien op den religieus-socialen achtergrond der gemoedelijke
heidedorpen. Snieders was een psychisch kenner der Kempische
volksziel : hij kende zijn kleine dorpsbourgeoisie, zijn boeven en
*) “ Boekenschouw ”, 15 Januari 1923 en “ De Nieuwe Eeuw ”, 4 Mei 1923. |