BEDE gepeupel gevolgd, trokken zij naar het dorpsgevang. Dit bevond zich op den koer van het gemeentehuis. De zware ingangspoort stond reeds open. Met geweld werd zij achter de twee gendarmen met hunnen gevangene en enkele nieuws- gierigen weêr toegegrendeld. De uitgesloten menigte liet een gejoel van opstand en misnoegdheid hooren. Haastig, zonder een woord, openden de gendarmen de ijzeren deur en na de deur het hek met ijzeren staven. Zij deden den gevangene de boeien af. « Ledig uw zakken, » beval de brigadier. Cloet, gebogen en als het ware verkleind, haalde een lui- kermes, een tabakzak en negen enkele centen te voorschijn. De brigadier nam deze voorwerpen in zijn bezit en overtastte dan nog zelf de zakken van den moordenaar, die hij om- keerde. Toen wendde hij zich om. Het ijzeren hek werd weêr gesloten, de ijzeren deur gegrendeld en in het somber hok, achter de dikke, zwarte staven, bleef Cloet als een wild beest alleen. Buiten, achter de hooge, zware ingangpoort, weêrklonk opnieuw het woest, opstandelijk gejoel van 't toe- gestroomde volk. * % Ditmaal, en hoewel Rosse Tjeef niet doodelijk gewond was, werd Cloet tot vijf jaren gevangzitting veroordeeld; en toen hij, na dit tijdsverloop, evenals de jongste maal, op een kouden winteravond in zijn huis terug kwam, vond hij, naast zijne vrouw en kinderen, een onbekend, vijfjarig knaapje aan de avondtafel zitten : het kind dat zij, vier maanden na zijne misdaad, op de wereld had gebracht. Hij vroeg niet wie dat knaapje was en viel nu ook niet woedend, als een dier, op zijne vrouw. Hij gaf geen antwoord op de schuwe welkomgroeten van zijn huisgezin, hij zag zelfs niemand aan, maar na zijn pakje op het schouwboord