maar wel de grootte van het gezin van herkomst. Voor de vroegere stad Aalst komt 41% van de OB-bezoekers van de proefgroep uit een familie met 3 of 4 kinderen, tegenover 22% proefpersonen die uit een familie met 1 of 2 kinderen komen. In de totale proefgroep komt 31 % uit een familie met 1 of 2 kinderen, en 38 % uit een familie met 3 of 4 kinderen. In de OB is de eerste groep dus ondervertegenwoordigd, en de tweede groep over- vertegenwoordigd. Vervolgens is het zo dat in het gezin van herkomst het vooral het leesgedrag en het studieniveau van de moeder is die een invloed uitoefenen op de kinderen. Het studieniveau van de vader en ook zijn leesgedrag oefenen geen autonome of zelfstandige invloed uit op het OB- bezoek van de kinderen. Belangrijk wat betreft de invloed van het ouderlijk gezin is tenslotte het feit dat het enkel in de groep der arbeiders is dat deze invloed statistisch vast te stellen is. Wat betekent dit ? Heel eenvoudig! Wil men arbeiders-kinderen de weg naar de OB doen vinden dan moet men mede bij de ouders een positieve houding tegenover lezen en openbare bibliotheken bijbrengen. In de andere groepen komt het veelvuldiger voor dat ook al zijn de ouders geen lezers van boeken, de kinderen zelf via vrien- den, via school, via beroep, via persoonlijke interesse voor het boek toch de weg naar de OB vinden. Hier is de invloed van het gezin van herkomst slechts secundair. Bij de arbeiders daarentegen is de invloed van het gezin van herkomst veel beslissender. 8. Het actuele gezin In het vroegere Aalst wordt duidelijk meer de OB bezocht door hen die persoonlijk meer kinderen hebben. Personen met 1 kind: 13% van de proefpersonen bezoekt de OB — Personen met 3 kinderen of meer: 36% bezoekt de OB. In de acht nieuwe deelgemeenten is de toestand echter precies omge- keerd : 28% van de personen met 1 kind bezoekt de OB, tegenover slechts 10% van de personen met drie of meer kinderen. Wellicht is de uitleenrege- ling in Aalst gunstiger voor grote gezinnen gezien het daar een bibliotheek van middelbaar belang is met talrijke uitleenuren en zes wijkbibliotheken. In de randgemeenten daarentegen is het aantal uitleenuren merkelijk kleiner en op zondagvoormiddag of woensdagnamiddag vooral voor gezinnen met meerdere kinderen minder geschikt. Het gezin oefent een sterke invloed én een autonome invloed uit op het OB-bezoek. Als man en vrouw boeken lezen, als men daarbij over boeken kan spreken in het gezin gaat men ook gemakkelijker naar de OB. Dit geldt voor elke leeftijdsgroep, voor mannen zowel als voor vrouwen. Dit geldt zowel voor de zwakke lezers, voor de matig-lezers als voor de veel-lezers. In elke beroepsgroep en in elke studiecategorie kan men deze rechtstreekse en zelfstandige invloed van het actuele gezinsleesklimaat op het OB-bezoek Bibliotheekgids Jg. 54 — Nr. 1 -S-1978 / 13