Over opmerkzaamheid en nadenken. ® Eén ding vragen, en niet vorderen, dat de kine deren u alle de kenteekens daarvan zullen op= noemen ; hetis genoeg, daar het hier op gees ne naauwkeurige befchrijving der voorwerpen, maar alleen op de opfcherping hunner opmerk= zaamheid aankomt, dat de kinderen alleen die kenmerken opgeven, welke het meest in het oog vallen. Hebben zij nu de kenmerken van verfchil- lende voorwerpen opgenoemd, dan moet gij hun zeggen, dat men datgene, waaraan men €en voorwerp kent en van anderen onderf{cheidt, met den naam van kenmerk of kenteeken beftempelt , en dat men dit moet opfporen en wel opmerken , wanneer men een voorwerp behoorlijk wil leeren kennen. 5. Maakt hen op het nut en gebruik van bee kende zigtbare voorwerpen oplettend. — Hiertoe vraagt gij hun al. verder, bij voorbeeld: Gij kent wel eene gans? Heeft deze vogel voor ons ook eenig nut ? Waarin beftaat dit? Waartoe gebruikt men de veders van eene gans ? Wore den zij allen en alleen tot het opvullen van bed= den gebruikt ? Waartoe gebruikt men de groo= te veêren? Krijgen wij dezelven dan eerst van de ganzen, wanneer wij die flagten? Waartoe gebruikt men de vleugels van dit dier? Smaakt het vleesch er van ook niet goed? Kan men het bloed van de gans ook gebruiken? Werpt men de huid van zijne pooten weg? Levert „> deze vogel, voor dat wij dien flagten , ook iets op, dat wij eten kunnen? Ziet gij nu , wel, hoe nuttig de ganzen zijn?” Het is niet noedig, u bij ieder ding zoo breedvoerig op te 32 22 23 29 99 92 â 9 houden , maar genoeg, dat flechts het voors naam ft naamfte nut daarvan worde opgegeven. — Ons ders