ARNTNer
as
46
2 43
Verordnung,
betreffend Bestandanmeldung und Beschlag-
nahme von Zink und Kadmium in Rohstoffen
und Halbfabrikaten.
Artikel 1.
Sämtliche am 18. August 1917 im Gebiet
des Generalgouvernements vorhandenen Vor-
räte der nachstehend näher bezeichseten
Gegenstände werden hiermit der Anmelde-
pflicht unterworfen und beschlagnahmt :
1. Feinzink, d. i. Zink mit einem Reingehalt an Zink von mindestens
99 %.
2. Rohzink, uaraffiniert und raffiniert unter 99 % Zinkgehalt.
3. Zink in Halbfabrikaten jeder Art, insbesondere gewalzt, gezogen,
gegossen, gepresst, gestanzt, gespritzt, z. B. Bleche, Stangen,
Röhren, Pressstücke, Draht und in sonstigen Handelsformen.
4. Zink, umgeschmolzen aus Altzink und alten Zinklegierungen,
Fehlgüssen, Hartzink, Spänen und Abfällen jeder Art, ferner
Zink in Altzink und alten Zinklegierungen jeder Art, Fehl-
güssen, Hartzink, Spänen und Abfällen jeder Art.
5. Zinkerze mit einem Zinkgehalt von 20 % Zink und mehr.
6. Sonstige für die Verhüttung auf Zink bestimmte bezw. geeignete
Gegenstände mit einem Reingehalt von 20 % und mehr Zink,
z. B. Zinkasche, Salmiakschlacken usw.
7. Zinkstaub, Zinkoxyd, Zinkweiss.
8. Kadmium und kadmiumhaltiges Material.
Artikel 2.
Zur Anmeldung verpflichtet sind alle natürlichen und juristischen
Personen, insbesondere auch Kommunen und öffentlich-rechtliche Kör-
perschaften, welche die in Artikel 1 bezeichneten Waren im Gewahrsam
haben, ohne Rücksicht darauf, ob sie Eigentümer oder Verfügungsbe-
rechtigte dieser Waren sind. Für die Handlungen der juristischen Per
sonen privaten und öffentlichen Rechtes sind die zu ihrer gesetzmässigen
Vertretung berufenen Persönlichkeiten verantwortlich.
Artikel 3.
Sämtliche nach Artikel 1 unter diese Verordnung fallenden Vorräte
sind bis spätestens 15. September 1917 der Abteilung für Handel und
Gewerbe, Rohstoffverwaltungsstelle, Kunstherlevingslaan 30, schriftlich
anzumelden. Die Anmeldung hat auf den dazu vorgesehenen Melde-
scheinen zu erfolgen, welche unentgeltlich bei den Kommandanturen
sowie bei der Abteilung für Handel und Gewerbe, Rohstoffverwaltungs
stelle, erhältlich sind.
Mehrere Zweigstellen einer und derselben Unternehmung haben jede
für sich einen besonderen Meldeschein zu benutzen.
Artikel 4.
Durch die Beschlagnahme wird jede rechtsgeschäftliche Verfügung
über die in Artikel 1 aufgeführten Gegenstände sowie jeder Transport
und jegliche Benutzung, Verarbeitung oder Veränderung verboten.
Die Besitzer sind verpflichtet, die Gegenstände bis auf weiteres
sorgfältig zu verwahren und pfleglich zu behandeln.
Die Abteilung für Handel und Gewerbe ist ermächtigt, bezüglich der
von dieser Verordausg betroffenen Gegenstände besondere Ausführungs-
vorschriften zu erlassen. Sie kann auf schriftlichen Antrag Befreiungen
von dem Verbot des Absatz 1 bewilligen.
Artikel 5.
Die Zentral-Einkaufsgesellschaft für Belgien, Abteilung Metalle,
Kunstherlevingslaan 30, Brüssel, sowie die von der Abteilung für Handel
und Gewerbe ermächtigten Händler und Händlervereinigungen sind zum
Ankauf der anmeldepflichtigen Gegenstände berechtigt.
Soweit ein freihändiger Ankauf nicht gelingt, können die betreffenden
Gegenstände enteignet werden. Der Ablieferer erhält in diesem Falle
einen Empfangsschein; die Entschädigung wird durch die Reichsent
schädigungskommission geregelt.
Artikel 6.
Wer den Vorschriften dieser Verordnung oder den auf Grund dieser
Verordnung ergangenen Ausführungsvorschriften vorsätzlich oder fahr-
lässig zuwiderhandelt, wird, falls nicht nach einem anderen Strafgesetz
eine höhere Strafe verwirkt ist, mit Gefängnis bis zu 2 Jahren und
mit Geldstrafe bis zu 25 000 Mark oder mit einer dieser Strafen bestraft.
Daneben kann in allen Fällen auf Einziehung derjenigen Gegenstände,
auf die sich die strafbare Handlung bezieht, erkannt werden. Die Ein-
ziehung muss erfolgen, wenn vorsätzliche Zuwiderhandlung vorliegt.
Der Versuch ist strafbar.
Im übrigen finden die Bestimmungen der Verordnung vom 17. Juni 1917,
betreffend die Erweiterung der Strafbestimmungen der kriegswirtschaft
lichen Verordnungen Anwendung.
Zuständig sind die deutschen Militärgerichte und Militärbefehlshaber.
Brüssel, den 26. Juli 1917.
(Staatsdruckerei N 1087.)
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
H. IV B. 18686/1.
Verordening
betreffende de stapelaangifte en de inbeslag¬
half afgewerkte voortbrengselen).
Artikel 1.
Al de op 18 Augusti 1917 binnem het gebied
van het Generalgouvernement voorhanden
zijnde voorraden aan de hieronder nader
aangeduide voorwerpen, moeten aangegeven
worden en zijn hierbij in beslag genomen :
1. Fijnzink, d. i. met een zuiver zinkgehalte van ten minste 99 %
2. Ruwzink, ongezuiverd en gezuiverd met minder dan 99 % zink
gehalte.
3. Zink in half afgewerkte voortbrengselen van om het even welke
soort, inzonderheid geplet, getrokken, gegoten, geperst, uit-
geslagen, gespat, b. v. platen, stangen, buizen, persstukken,
draad en in andere in den handel gebruikelijke vormen.
4. Zink, hersmolten uit oud zink ea uit oude zinklegeeringen, mis-
gietsels, hardziak, spanen ea allerhande afval, alsmede ziak in
oud ziak en in allerhande oude zinklegeeringen, misgietsels,
hardzink, spanen en allerhande afval.
5. Zinkertsen met 20 % en meer zinkgehalte.
6. Verder al de tot het bereiden van zink bestemde of geschikte
voorwerpen met een zuiver gehalte van ten minste 20 % zink,
b. v. zinkasch, salmiakslakken, enz.
7. Zinkstof, zinkoxyde, zinkwit.
8. Kadmium en kadmiumhoudende stoffen.
Artikel 2.
Al de natuurlijke en rechtspersonen, inzonderheid ook gemeentea en
openbaarrechtelijke lichamen, die de onder artikel 1 opgesomde voor-
werpen in bewaring hebben, om het even of zij er eigeaaar van zijn of
slechts het recht hebben er over te beschikken, zijn verplicht aangifte te
doen. Voor de handelingen van de privaat- en openbaarrechtelijke per-
sonen zijn de wettelijke vertegenwoordigers verantwoordelijk.
Artikel 3.
Al de voorraden, die op grond van artikel 1 onder toepassing van deze
Verordening vallen, moeten ten laatste op 15 September 1917 schriftelijk
aangegeven zijn bij de Afdeeliag voor haadel en aijverheid, Kantoor voor
grondstoffen (Abteilung für Handel und Gewerbe, Rohstoffverwaltungs-
stelle) Kunstherlevingslaan, 30, te Brussel. De aangifte moet gedaan
worden op de daartoe bestemde formulieren, die op de Kommandanturen
en bij de Afdeeling voor handel en nijverheid, Kaatoor voor grond-
stoffen, kosteloos te verkrijgen zijn.
De verschillende hulphuizen van een zelfde onderneming moeten elk
een afzonderlijk formulier invullen.
Artikel 4.
Door het feit zelf van de inbeslagneming der in artikel 1 opgesomde
voorwerpen, is elke rechtzakelijke beschikking er over, zoomede elk
vervoer en elke benuttiging, verwerking of wijziging er van verboden.
De bezitter is verplicht, de voorwerpen tot nader bericht zorgvuldigte
bewaren en behoorlijk te behandelen.
De Afdeeling voor handel en nijverheid is gemachtigd, bijzondere
uitvoeringsbepalingen uit te vaardigen betreffende de voorwerpen, die
onder de toepassing van deze Verordening vallen. Zij kan uitzonderingen
op het verbod van lid 1 toestaan, wanneer zulks schriftelijk wordt
aangevraagd.
Artikel 5.
De « Zentral-Einkaufsgesellschaft für Belgien, Abteilung Metalle »,
Kunstherlevingslaan, 30, te Brussel, alsook de handelaars en vereeni-
gingen van handelaars, die van de Afdeeling voor handel en nijverheid
daartoe machtiging hebben verkregen, zijn gerechtigd de aan te geven
voorwerpen op te koopen.
Bijaldien geen onderhandsche aankoop tot stand komt, kunnen de
betrokken voorwerpen onteigend worden. De afleveraar ontvangt in dat
geval een ontvangstbewijs; de schadeloosstelling wordt door de « Reichs-
entschädigungskommission » geregeld.
Artikel 6.
Wie de voorschriften van deze Verordening of de op grond er
van uitgevaardigde uitvoeringsbepalingen opzettelijk of uit nalatigheid
overtreedt, wordt, zoover volgens een andere strafwet geen zwaarder
straf is voorziea, met ten hoogste 2 jaar gevangenis en met ten hoogste
25.000 mark boete of met een van deze straffen gestraft. Naast deze straf
kan, in al de gevallen, de verbeurdverklaring worden uitgesproken van
de voorwerpen, die het voorwerp van de strafbare handeling uitmaken.
De verbeurdverklaring moet uitgesproken worden, wanneer de overtre-
ding opzettelijk is begaan. De poging tot overtreden is strafbaar.
Overigens zija de bepalingen van de Verordening van 17 Juni 1917,
houdende uitbreiding van de strafbepalingen der in verband met de
oorlogsekonomie uitgevaardigde Verordeningen toepasselijk.
De Duitsche krijgsrechtbanken en krijgsbevelhebbers zijn tot oordeel-
vellen bevoegd.
Brussel, den 26n Juli 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
Arrete
concernant la déclaration des stocks de zinc
et de cadmium (matières premières et pro¬
duits mi-ouvrés) et la saisie de ces stocks.
Article 1er.
En vertu du présent arrêté, tous les stocks
des objets spécifiés ci après se trouvant à la
date du 18 août 1917 da s le territoire du
Gouvernement général, doivent être déclarés
et sont saisis :
1. Le zinc pur, c'est-à-dire le zinc d'une teneur en zinc d'au moins
99 %
2. Le zinc brut non raffiné ou raffiné mais d'une teneur en zinc de
moins de 99 %.
3. Le zinc mi-ouvré de toute espèce, notammeat le zinc laminé,
étiré, fondu, pressé, estampé, lancé, par exemple en tôles,
barres, tuyaux, pièces comprimées, fils ou sous toute autre
forme du commerce.
4. Le zinc obtenu par la fusion du vieux zinc ou de vieux alliages
de zixc, de pièces de fonderie manquées, de zinc durci, de
limaille ou de déchets de toute sorte; en outre, le ziac sous
forme de vieux zine ou de vieux alliages de zinc quelconques,
de pièces de fonderie maaquées, zinc durci, limaille et déchets
de toute espèce.
5. Les minerais de zinc dont la teneur en ziac est de 20 % ou plus.
6. Toutes les matières d'une teneur es zinc d'au moins 20 % qui
sont destinées ou aptes à servir à la production métallur¬
gique du zinc; par exemple la chaux de zinc, les scories de
chlorure d'ammonium, etc.
7. Le zinc pulvérisé, l'oxyde de zinc et le blanc de zinc.
8. Le cadmium et toute matière cadmifère.
Article 2.
Sont tenues de faire la déclaration, toutes les personnes physiques et
morales, notamment les communes et les associations de droit public,
qui détiennent les marchandises désignées à l’article 1er, peu importe
que ces personnes soient propriétaires de ces marchandises ou aient le
droit d’en disposer. Les représentants légaux des personnes morales de
droit privé ou public sont responsables des actes desdites personnes.
Article 3.
Tous les stocks qui, en vertu de l'article 1er, tombent sous l'application
du présent arrêté doivent être déclarés par écrit, au plus tard le 15 sep
tembre 1917, à la Section du commerce et de l'industrie, Bureau des
matières premières (Abteilung für Handel und Gewerbe, Rohstoff-
verwaltungsstelle), 30, avenue de la Renaissance, à Bruxelles. Il convient
d'utiliser les bulletins de déclaration (Meldescheine) spéciaux, qui s'ob¬
tiennent gratuitemest auprès des « Kommandanturen » ainsi qu'auprès
de la Section du commerce et de l’industrie, Bureau des matières pre-
mières.
Plusieurs succursales d’une seule et même entreprise sont tenues
d'utiliser chacune un bulletin de déclaration distinct.
Article 4.
Par le fait de la saisie, il est interdit de disposer d'une manière quel¬
conque des marchandises désignées à l'article 1er et, d’une façon générale
et absolue, de les transporter, de les utiliser, de les travailler ou de les
modifier.
Les détenteurs sont obligés, jusqu’à nouvel ordre, de conserver ces
marchandises avec soin et de les traiter ainsi qu'il convient.
La Section du commerce et de l’industrie est autorisée à publier des
dispositions réglementaires spéciales au sujet des marchandises tombaat
sous l'application du présent arrêté. Sur demande écrite, elle peut con¬
sentir des exceptions à l'interdiction prévue au 1er alinéa.
Article 3.
La « Zentral-Einkaufsgesellschaft für Belgien, Abteilung Metalle »,
30, avenue de la Renaissance, à Bruxelles, ainsi que les marchands et
associations de marchands agréés par la Section du commerce et de
l'industrie sont autorisés à acheter les marchandises devant être décla-
rées en vertu du présent arrêté.
Du moment que l'acquisition à l'amiable n'est pas possible, les mar¬
chandises en question pourront être expropriées. Dans ce cas, il est remis
un reçu à la personne qui a livré la marchandise; l’indemnité est fixée
par la «Reichsentschädigungskommission» (Commission impériale pour
le règlement des indemnités).
Article 6.
Quiconque, intentionnellement ou par négligence, aura enfreint les
prescriptions du présent arrêté ou les dispositions réglementaires aux¬
quelles il aura donné lieu, sera puni d’un emprisonnement de 2 ans au
plus et d’une amende pouvant atteindre 25,000 marcs, ou de l'une de ces
deux peines seulement, à moins qu’une autre loi pénale ne prévoie
l'application d’une peine plus élevée. En outre, on pourra prononcer,
dans tous les cas, la confiscation des marchandises qui auront formé
l'objet de l'infraction. La confiscation sera de rigueur lorsque l'infractioa
aura été commise intentionnellement.
La tentative d'infraction est punissable.
Sont, au surplus, applicables les dispositions de l'arrêté du 17 juia 1917
étendant l’application des dispositions pénales des arrêtés pris au point
de vue économique à la suite de l'état de guerre.
Les tribusaux et commandants militaires allemands connaitront des
infractions au présent arrêté.
Bruxelles, le 26 juillet 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.