Verriest, H. : Twintig Vlaamsche koppen. 1901. Verwey, A. : Stille toernooien. 1901. Voorde, U. van de : Modem, àl te modern. Critiek der Vlaamsche poëzie. 1923-1930. 1931. ,—-,-—: Critiek en beschouwing. 1930-31. Woestijne, K. van de: Kunst en geest in Vlaanderen. 1911. .——: De schroeflijn. 1928. —,— : Over schrijvers en boeken, 1933-’36. g. Volksboe k. Heurck, E. van : Les livres populaires fla- mands. 1931. Kalff jr., G. : De sage van den «Vliegenden Hollander», naar behandeling, zin en oor- sprong onderzocht. 1923. Mone, F. : Uebersicht der niederlândischen Volksliteratur alterer Zeit. 1838. Schotel, G. : Nederl. volksboeken eii volks- sprookjes van de vroegste tijden tot het einde der 18e eeuw. 1 8 73—’7 4. . 0. B i z o n d e r e genres en thema's Baere, C, de: De Judastragedie in de Nederl. letterkunde. 1928. I Defresne, A : De psychologie van den Vos Reinaerde. 1920. Kalff jr., G. : Het Dietsche dagboek. 1935. Pilledjn, P. de : Sint Niklaas in de letterkun- de en de folklore. 1934, Praag, S, E. van : Wij en de dieren. Een beschouwing over het dier in de letterkun- de. 1932. Sabbe, M. : Dierkennis en diersage bij Vondel. 1917. Vercoullie, J. : De diersage en Reinaert de Vos. 1925. Vries, J. de : Nederlandche emblemata. c) Beroepen en geslachten in de literatuur Basse, M. : Het aandeel der vrouw in de Ne- derl. letterkunde. 1920. Berger, Lya : Les femmes poètes de la Belgi- que. 1925. ■—-,-—: Les femmes poètes de la Hollande. 1922. Breevoort, J. : Vader Cats en de vrouw. 1912 Brom, G.: De dominee in onze Üteratüur. ’24. Campen, M. van: Nederl. romancières van on- zen tijd. 1921. Dyserinck, J. : Het studentenleven in de lite- ratuur, de medewerkers van Klikspaan. ’08. Eerenbeemt, R, van den : Het kind in onze middeleeuwsche literatuur. 1935. Kalff, G. : Van zeevarende luydèn en zee- poëten. 1915. Romein-Verschoor, A, : Vrouwenspiegel : een literair-sociologische studie over de Neder- landsche romanschrijfster. 1935. Salomons, A. : De vrouw in de Nederl. let- terk. 1912. Savornin-Lohman, A, de: Vrouwenliefde in de moderne literatuur. \ 902. Vrouw, De Belgische, in de letterkunde. ’14. d) Humor (Satire, parodie: met een paar wijsgerige beschouwingen ) B., dr.: Humoristen in de 19e eeuw. 1922. Bierens de Haan, J. : De ziii Van het komi- sche. 1930. Hazewinkel, C. : Bijdrage tot de psychologie der humoristen. 1922. Hettema Buitenrust, F. : Humoristen in de 19e eeuw. 1922. Jongejan, E, : De humor-cultus der romantiek in Nederland. 1933. Laman Trip-de Beaufort, H.: Parodieën. '31. Malherbe, F. : Humor in die algemeen en sy uiting in die Afrikaanse letterkunde. 1924. Moerkerken, P. van : De satire in de Nederl. kunst in de Middeleeuwen. 1904. Sdhröder, P. : Parodieën in de Nederk letter- kunde. 1932. Veth, C. : De humor in de moderne Nederl. literatuur. 1929, Vos, A. de : Over het' wezen en de beteeke- nis van het komische (Th. Leuven, ’24). Werner, A. : The humour of Holland. 1893. e) Overtuigingen Broun, G. : Romantiek en katholicisme in Ne- derland. 1926. Fredericq, P. : Het Nederlandsche proza in de 160 eeuwsche pamfletten uit den tijd der beroerten; met een bloemlezing, 1566-1600. 1907. ggrlea Onze hist. volksliederen van vóór de godsd. beroerten der 16'" eeuw. 1894. Hulst, G. van: Het kerkelijk lied. 1931. Kerstens, P. : De katholieke literatuur sinds de hervorming. 1925. Kuiper, E, : Het geuzenliedboek, 1924-25. Lansberg, Ph. : Het protestantisme in de Ned. letterkunde. 1927. Leendertse, M., en C. Tazelaar : Christelijk letterkundige studiën. 1925. Oldenburgt-Ermke, F, van : Van Alberdingk- Thijm tot van Duinkerken en Kuyle. Over- zicht van de jonge kath letterk. in Neder- land. 1935. Proost, K.:, De religie in onze moderne litera- tuur, 1880-1920. 1922, Roland Holst-van der Schalk, H. : Socialisme en literatuur. 1 899. Saalborn, A. : Het ontwaken van het sociale bewustzijn in de literatuur. 1931. SaEbe, M. : Brabant in ’t verweer. Bijdrage tot de studie der Zuid-Nederlandsche strijd- liten'tuur in de eerste helft der 17e eeuw. 1933. 85