SSL DE NACHTRAVEN. Nu al de aanwezigen verdwenen zijn en dokter var Segelaer alleen met den gekwetste is, zegt deze glim- lachend: „Hoe de nachtraaf arend wordt!” De winter is voorbij. Bronveld is wel is waar beter, doch niet genezen. Mevrouw waakt trouw aan het ziek- bed en tracht, door eene onbeperkte zelfopoffering, het tegenwoordige te verzachten, het verleden te doen ver- geten. Romald is naar de Hoogeschool teruggekeerd ; doch bij korte tusschenpoozen komt hij aan het ziekbed zijns vaders terug. Voor de toekomst is alles geregeld : zoodra Bronveld zal genezen zijn, komt Gorl bij hem inwonen, en men zal, in den geurigen hof gezeten, de treinen zien voorbij= snellen, met dezelfde aandacht als oude liefhebbers der jockey-club de raspaarden zien rennen. Ze zullen elke locomotief met den naam weten te noemen en deze als een versleten rammelaar, gene als een puiken looper, de derde als een eleganten vlieger aanduiden. Een oude voerman hoort gaarne het klappen van de zweep. De zuster, die den lijder in het gasthuis verzorgde, de Dollers, bij wie Bert Bron zooveel rust en kalmte ge noot, hebben hem bezocht; alle bekenden uit zijn werk- mansleven zijn aan zijn ziekbed geweest, en in de dag- bladen was Adelbert geruimen tijd de held van den dag. Over het verleden wordt tusschen man en vrouw wei- nig gesproken; ’t is of beiden vreezen, in dien terug- keer, eenig al te gevoelig punt aan te raken, dat den vrede, die hun nu zoo tegenlacht, mocht verstoren: beiden: hadden schuld, deze minder, gene meer: doch elk van beiden wil nu edelmoedig hiervan het grootste aandeel. op zich nemen.